Hoofdtekst
24 Dan vertelde ze … Bij ons achter in de wei, achter ons huis, stond een klein huisje en dat was ook van een oude vrouw. Maar die vertelde nog van heksen en van ‘kéttele’, van kettingen.I En wat was dat?24 Van heksen niet meer zo veel. Mar ik weet wel dat ze zei, ’s nachts dan begonnen de ‘kéttele’ te rammelen. En dat was dan bij ons achter in de wei en dan moest ze opstaan en dat was dan "der duivel", zei ze. Maar dat was een vrouw, ja, die zat daar alleen, die kwam nooit onder het volk. Marianne, heette ze. En wij waren dan maar klein, wij gingen daarnaar luisteren, hé. "En dan moet ge oppassen, want dan loopt den duivel hier rond," zei ze. "En als die kettingen (rammelen), dat is de duivel die zich bemoeit met die kettingen," zei ze dan altijd. Had die nu de bedoeling van die kettingen van die koeien - maar die koeien hadden (noch-)tans geen kettingen? Maar die had het altijd over kettingen. En: "De duivel zou u dan vangen met kettingen en daar moet ge voor oppassen en ge moogt hier ’s nachts niet komen!" En bang maken want wij durfden dan ’s nachts in die wei niet meer komen, hé, voor die vrouw. En dan zeiden mijn ouders altijd: "O, dat moet ge niet geloven, dat is een zaag, dat vrouwke. Dat zuigt dat maar uit haar gedachten." En zo van alles. En die woonde daar maar heel alleen, mar die was ook niet bang, hoor!I Maar ge hebt nooit kettingen gehoord?24 Nee. Nee. Nooit. Ik denk dat dat zo gedachten waren of ergens iets. Maar ik weet goed dat ze zei: "Dat is den duivel die begint met z’n kettingen te rammelen."I Dat zei ze?24 Dat is waar, dat zei ze.
Beschrijving
Een vrouw die alleen in een weide woonde, beweerde dat ze 's nachts de kettingen van de duivel hoorde rammelen.
Bron
H. Schoefs, Leuven, 1996
Commentaar
3.1 Duivels
limburgs (groot-riemst)
24A 370
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Zichen-Zussen-Bolder