Hoofdtekst
Er was bij mij op mijn werk ne zekere Keizer. Hij hield een koe thuis. Ze deden van alles om die koe vast te binden maar ze was altijd buiten. Ze kregen nooit geen boter. Ze kwamen achter hem naar ’t fabriek. Z’en hadden geen melk, geen boter meer. ’s Anderendaags vertelde hij ’t aan ons. ‘k Zeg: "Dat en komt van niet verre." Zo, we gaan naar Boeckaert de koemeester. "Tussen hier en een kwart ga ze hier passeren", zei hij. En ’t was zijn eigen maarte, van Keizer. Maar ’t ging slecht, z’en kosten geen weg met niets. De pater heeft toen die boeken van dat meiske afgenomen en ’t was gedaan. Dien boer en is nog niet lange dood.
Beschrijving
Op een boerderij had men een koe die altijd buiten rondliep, zelfs als men het dier goed had vastgebonden. De boer kon bovendien nooit boter karnen. Wanneer de boer naar de fabriek ging, liepen de koeien achter hem aan.
De boer ging naar een genezer, die zei: "Binnen een kwartier zal de schuldige hier voorbijkomen". Zo stelde de boer vast dat zijn eigen meid voor het onheil verantwoordelijk was.
Toen de pater de boeken van de meid had afgenomen, kwam er een einde aan de ellende.
De boer ging naar een genezer, die zei: "Binnen een kwartier zal de schuldige hier voorbijkomen". Zo stelde de boer vast dat zijn eigen meid voor het onheil verantwoordelijk was.
Toen de pater de boeken van de meid had afgenomen, kwam er een einde aan de ellende.
Bron
M. Sagaert, Leuven, 1955
Commentaar
2.3 Toverboeken
west-vlaams (zuiden)
178
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Zwevegem