Hoofdtekst
Mijn vader reed vroeger in zijnen jongen tijd elke week met de vrachtkar naar Diest om winkelwaar bij te halen; hij deed het altijd op éénen dag weg en weer. ’s Morgens vroeg reed hij met de huifkar weg, en het was diep in de nacht wanneer hij terug thuis kwam. Hij ging dan in de nacht in een afspanning binnen om eens te eten of te drinken; ’s morgens, wanneer hij wegging bestelde hij dat en ’s nachts moesten ze maar even opstaan om het bestelde voor te zetten.Zoo kwam hij ook eens in een afspanning; "Maar wat is er?" vroeg de man, "ge ziet er zoo wit en zoo bleek uit." - "Niks!" zei mijn vader; "Jawel, want ge ziet er juist uit alsof ge den dood op ’t lijf hadt; zijt ge iets tegen gekomen?" En toen kwam het er uit: "Ik was onderweg en op ‘ne keer kwam er een witte madame langs den wagen gegaan, zoo dicht tegen den wagen dat ik ze kon raken met mijnen voet - juist een non - een spook met ‘ne witten doek op den kop; ze zei of deed niks, en ging maar stil langs den wagen op; maar ’t paard werd zoo gejaagd en begon zoo wildd te snorken dat ik er ook den schrik van op ’t lijf kreeg en met paard, huifkar en al vierklauwens op den loop ben moeten gaan.
Onderwerp
SINSAG 310D   
SINSAG 0311B   
Beschrijving
Een man die 's avonds met de huifkar terugkwam van Diest, kwam onderweg een witte madam tegen, die stilzwijgend langs de kar liep. De spookachtige verschijning leek wel een non die een witte doek op haar hoofd droeg. Omdat het paard bang werd en hevig begon te trekken, ging de man zo snel hij kon naar huis.
Bron
D. Truyen, Leuven, 1946
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
limburgs (noorden)
Jeugd van de vader van de informant
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Kerkhoven   
Plaats van Handelen
Diest