Hoofdtekst
I -Ja, ‘t is gereed. Kunt gij misschien, weet gij iets van dwaallichtjes?36 -Wat?I -Van dwaallichtjes, zo van die vlammetjes die boven kerkhoven zweven.36 A -De mensen zeiden dat allemaal en dat toverde en als het niet goed ging ja, thuns (dan) trokken ze naar Gent bij de paters, die kwamen af voor te lezen en die maakten de mensen thuns (dan) wijs dat ze naar de kerk moesten gaan achter (om) een paasnagel voor (om) onder de zulle (drempel) van hun deur te steken. Thuns (dan),dat de heksen thuns (dan) niet meer binnen kosten ( konden).I -En waren d’er (er) hier heksen in de buurt?36 -Ja.I -Vrouwen die de naam ôn (hadden).
Beschrijving
Mensen die te kampen hadden met toverij, gingen de paters van Gent halen om hun huis te laten overlezen. De mensen moesten dan ook in de kerk een paasnagel gaan halen om onder hun deur te steken, zodat de heksen niet meer binnen konden.
Bron
C. De Winne, Leuven, 1999
Commentaar
2.1 Heksen
oost-vlaams (groot-zottegem)
36A
fabulaat
Naam Overig in Tekst
paters van Gent   
Gent (paters van)   
Naam Locatie in Tekst
Erwetegem   
Plaats van Handelen
Gent