Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

STOP0028_0028_20697

Een sage (mondeling), 1964

Hoofdtekst

Ze gingen dor e keer binnen up èn hofsteê met e man of vijftiene bij e riek, riek boertje. Z’an de morte en de knecht geboenden en e prop in ulder moend gestoken om geen leven (lawaai) te kunnen maken. Simpelaere, de sergeant van de bende, enn’had ook geen oeders, enne zei tegen dat boertje: "We zijn dor achter je geld." Simpelaere riep een van zijn mannen enne zei: "Trek mor zijn kousen of en pakt dor mor die keerse van up de schouwe. Ontsteekt ze mor an enne zal hij wel spreken wor dat dat geld zit." Zijn voeten gloeiden en dat boertje riep: "Ai! Oei!". ’t Is dat niet dat we moeten èn, mor ’t is je geld." "Wel, ’t zit in den hoek van de kelder. Je moet dor mor die tegel upheffen en je gaat dor alles vinden wuk daj moet èn."

Onderwerp

SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.    SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   

Beschrijving

Vijftig rovers pleegden een inbraak bij een rijke boer. De meid en de knecht werden vastgebonden en ze kregen een prop in hun mond zodat ze geen geluid konden maken. Omdat de boer niet wilde zeggen waar zijn geld verborgen lag, trok men zijn sokken uit en hield een brandende kaars tegen zijn voetzolen. "Au, au!" riep de boer. Daarop zeiden de rovers: "Dat is niet wat we willen horen! Waar is je geld!" De boer antwoordde: "Wel, het ligt in de hoek van de kelder. Je moet maar een tegel opheffen en je zal alles vinden wat je wil hebben".

Bron

S. Top, Leuven, 1964S. Top, Leuven, 1964

Commentaar

4. Historische sagen
west-vlaams (vrijbos)
14C
fabulaat

Naam Locatie in Tekst

Staden    Staden