Hoofdtekst
Wat ik nog heb horen zeggen dat is van ene die met zijn lief wegging en onder de weg werd hij gewaar dat hij iets moest doen en hij zei tegen zijn lief: "Als ge iets moest zien dat op u afkomt, dan gooit ge hem maar mijn maalslap toe." Hij gaf zijn maalslap en onderweg kwam daar ne weerwolf en zij gooide die maalslap in zijn muil en zij ging dan den eerste kafé binnen en toen hij daar binnenkwam, had hij de stukken van zijn maalslap nog tussen zijn tanden hangen.
Onderwerp
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
Beschrijving
Een jongen die met zijn vriendin ging wandelen, sprak onderweg tot het meisje: "Ik moet even een boodschap doen. Ga jij maar verder naar het café. Mocht je één of ander beest tegenkomen, gooi dan deze zakdoek naar zijn muil". Het meisje deed wat haar was aangeraden. Toen de jongen een tijdje later binnenkwam in het café, had hij de stukjes van de zakdoek nog tussen zijn tanden. Als het meisje de zakdoek niet naar de wolf had gegooid, dan was ze dood geweest.
Bron
A. Princen, Leuven, 1965
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (tussen hasselt en beringen)
544
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Helchteren