Hoofdtekst
Op het kasteel van Bovelingen reed vroeger 's nachts een vurige koets rond en ze was door vuurpaarden getrokken. De mensen van het kasteel vroegen eens wat ze moesten hebben. 'De dag voor u en de nacht voor mij' antwoordde een stem uit de koets. W., de pastoor van Batsheers, een Witheer, heeft die geest gebannen aan een eik. Maar eerst had de geest hem door een beek gejaagd. De pastoor van Batsheers zei daarna altijd: ''t Is goed dat ik mijn paternosterke goed heb gekennen, anders zou 't duivelke mij gerendjeerd hemmen' (toegetakeld hebben). Op dat kasteel is er toen nog geen geluk geweest, daar waren veel kinderen en ze zijn allemaal weggetrokken, en er is niets van hen gekomen.
Onderwerp
SINSAG 0455 - Der Geist neckt: Wagen vom Wege gestossen.
  
SINSAG 0473 - Wiedergänger in der Geisterkutsche.   
SINSAG 0458   
Beschrijving
Op het kasteeldomein van Bovelingen reed 's nachts vaak een geestenkoets rond, die door paarden werd getrokken. Op een dag vroeg een voorbijganger aan de koets: "Waarom kom je hier altijd? Wat wil je hebben?", waarop een stem antwoordde: "De dag voor jou en de nacht voor mij." Een Witheer die pastoor was van Batsheers, heeft de geest verbannen aan een eik. Vóór hij daarin slaagde, had de pastoor heel wat moeten verduren, want de geest had hem onderweg meerdere malen in een beek geduwd. Achteraf zei de pastoor: "Gelukkig kende ik mijn paternoster goed, want anders zou het duiveltje mij lelijk toegetakeld hebben!" Hoewel de geest was verbannen, hebben de kinderen die op het kasteel waren geboren, heel hun leven ongeluk gehad.
Bron
F. Beckers, Leuven, 1947
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
zuid-limburgs
De graaf van Mechelen-Bovelingen: variante 2
fabulaat
Cfr. J. Mayelle," Historie van den Zwarten Graaf", in: Limburg, IX, 1927, p. 12
en Hv., "Twee volksvertellingen", in: Het Laatste Nieuws, 28/05/1944:
Tijdens de Franse omwenteling kon de graaf van Bovelingen voor een appel en een ei vele kloostergoederen kopen, waaronder de bezittingen van de abdij van Averbode (onder Bas-Heers en Rukkelingen). Enkele dagen later overleed de graaf. Dat was een duidelijk teken dat de koop vervloekt was. Na zijn dood kon de graaf geen rust vinden, want hij moest komen spoken in het kasteel. Zo gebeurde het soms dat er plots een hevige rukwind door het kasteel stormde, waarbij deuren en ramen openvlogen en de zware ketting van de ijzeren poort stuk sprong. De graaf reed dan in een donkere koets met zes zwarte paarden het kasteel binnen. Paters uit Averbode, Minderbroeders en Heilige Pastoors uit de streek probeerden tevergeefs om de geest te verbannen. Op een dag verbleef in Bas-Heers een heilige pastoor die reeds vele grote zondaars had weten te bekeren. Op kerstavond trok deze pastoor met een palmtakje en een wijwatervat naar de diepe put in het kasteelpark. Even later verscheen de koets met de graaf, die in zijn mond, neus, oren en ogen een solfervlam had. De Zwarte Graaf sprak tot de pastoor: "Jij kan mij niet verjagen, want jij hebt zelf een zonde begaan: op een dag heb je in de tuin van je buurman een rode kool afgesneden." De pastoor antwoordde: "Ja, maar ik heb daarna een halve frank in de plaats gelegd!" Daarop hief de pastoor zijn kruis omhoog, sprak de bezwering uit en liet de Zwarte Graaf voorgoed verdwijnen in de diepe put.
en Hv., "Twee volksvertellingen", in: Het Laatste Nieuws, 28/05/1944:
Tijdens de Franse omwenteling kon de graaf van Bovelingen voor een appel en een ei vele kloostergoederen kopen, waaronder de bezittingen van de abdij van Averbode (onder Bas-Heers en Rukkelingen). Enkele dagen later overleed de graaf. Dat was een duidelijk teken dat de koop vervloekt was. Na zijn dood kon de graaf geen rust vinden, want hij moest komen spoken in het kasteel. Zo gebeurde het soms dat er plots een hevige rukwind door het kasteel stormde, waarbij deuren en ramen openvlogen en de zware ketting van de ijzeren poort stuk sprong. De graaf reed dan in een donkere koets met zes zwarte paarden het kasteel binnen. Paters uit Averbode, Minderbroeders en Heilige Pastoors uit de streek probeerden tevergeefs om de geest te verbannen. Op een dag verbleef in Bas-Heers een heilige pastoor die reeds vele grote zondaars had weten te bekeren. Op kerstavond trok deze pastoor met een palmtakje en een wijwatervat naar de diepe put in het kasteelpark. Even later verscheen de koets met de graaf, die in zijn mond, neus, oren en ogen een solfervlam had. De Zwarte Graaf sprak tot de pastoor: "Jij kan mij niet verjagen, want jij hebt zelf een zonde begaan: op een dag heb je in de tuin van je buurman een rode kool afgesneden." De pastoor antwoordde: "Ja, maar ik heb daarna een halve frank in de plaats gelegd!" Daarop hief de pastoor zijn kruis omhoog, sprak de bezwering uit en liet de Zwarte Graaf voorgoed verdwijnen in de diepe put.
Naam Overig in Tekst
Witheer (pater)   
Naam Locatie in Tekst
Groot-Gelmen   
Plaats van Handelen
Batsheers   
Bovelingen