Hoofdtekst
Ne man van Rukkelingen was knèch ergens op een grote winning. Nau moes hij op zjèkere doag met de pjaad ne Oleye om het do te ljèveren. Onderwèèg stoent het pjaad ineens stil, toen begos het heel hoad te hinniken en te springen. De man kos het nemai intoamen. Het pjaad was van de mare bereden en het kos ni gekalmeerd wunnen. Ne enkele taid begos het opeens fel te zweiten en het wunde kalmer. Toen verdween de moare en denoi was alles weer normoal.
Beschrijving
Een knecht uit Rukkelingen ging op pad om een paard te leveren. Onderweg bleef het paard opeens stilstaan en het begon te hinniken en te steigeren. Nadat de maar was verdwenen, werd het dier weer rustig.
Bron
R. Jageneau, Leuven, 1965
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
limburgs (borgloon)
165
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Rukkelingen - Loon   
Plaats van Handelen
Rukkelingen