Hoofdtekst
De boy (veldwachter) van Könsem (= Koninksem) he(ef)t hem ook dek (= dikwijls) verschrik(t) voor ze e gerinkel zo, ’s avonds in een wei aan Tongeren. Mè dat waren küj (= koeien) wa ketelen (= kettingen) aanhadden. Dat was toch maar aardig (= zonderling) dat ketelegerammel!
Onderwerp
SINSAG 0478 - Andere Erlebnisse; unbeschreibbare Spukerscheinungen.   
Beschrijving
De veldwachter van Tongeren schrok wanneer hij 's avonds in een weide gerinkel hoorde. Wellicht waren het gewoon de bellen van de koeien die rinkelden.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
limburgs (tongeren en omstreken)
388
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Neerrepen   
Plaats van Handelen
Tongeren