Hoofdtekst
M’hadden een zwijn die moste jongen. ’t Was een goed, en me deien ze nog een keer bij den beer en ze jongde niet, en neur tijd kwam, en dat zog kwam, ’t was lijk bedorven melk. En den zondagnuchtend, ’t was een jong, ’t hadde een snuite lijk een olifant. Dat was ook een van X’s toeren.
Beschrijving
Op een boerderij in Beveren had men een drachtige zeug. Op een zondagochtend werd er een big geboren met een snuit als van een olifant.
Bron
A.-M. Devynck, Leuven, 1965
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (franse grens)
229
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Beveren   
Plaats van Handelen
Beveren