Hoofdtekst
En moeder Cleme heur kind. Da was o (als) Marreken ook een kind moest hen en ’t was achter da Marrekes kind gedoopt ware. Verge Ardeel moest achter de doopkleren voor ’t kind van moeder Cleme. En osse (als ze) in ’t huis kwam van moeder Cleme begost mij da kind te schremen (wenen) en da kind schreemdige dag en nacht. O (als) Verge Ardeel weg ware. Zo, ze gingen naar de paters van Steenbrugge en ze zeien daar dat da kinid dat aangedaan ware door een oud vrouwmens. Ze zeien da moeder Cleme moest te biechten en te communie gaan en dat d’ eerste oude vrouwe die ze tegenkwam de die was die da kind dat had aangedaan. En tussen Celle en de Nevens en Peetjes kwam ze Verge tegen. En moeder Cleme heet er ton (dan) enen deure getrokken. (gevloekt)
Onderwerp
SINSAG 0580 - Andere Hexenkünste   
Beschrijving
Een vrouw kwam bij een buurvrouw doopkleren halen. Zodra de vrouw binnen was, begon het kind van de buurvrouw luid te huilen. De buurvrouw ging te rade bij de paters van Steenbrugge. De geestelijken gaven de vrouw de raad om te biechten en te communie te gaan. De eerste persoon die de vrouw op haar weg naar huis zou tegenkomen, was de schuldige. Op haar weg naar huis kwam de buurvrouw de vrouw tegen, die bij haar doopkleren was komen halen.
Bron
O. Mattheeuws, Leuven, s.d.
Commentaar
2.1 Heksen
west-vlaams (grens oost- en zeeuws-vlaanderen)
278
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Steenbrugge (paters van)   
paters van Steenbrugge   
Naam Locatie in Tekst
Knesselare   
Plaats van Handelen
Steenbrugge