Hoofdtekst
’t Wos hier een huus in Oekene en de menschen o ze no boven gingen mosten oltied ipletten dat ze niet van de zolder gesmeten woaren. Dat wos een soorte toveresserie. En de paster gienk ton ne keer en je gienk noar boven en je riep: "smijt mij nu ne keer af" en ’t wos gedoan.
Beschrijving
In Oekene stond een huis dat betoverd was. Als de mensen daar naar de zolder gingen, werden ze door een vreemde kracht naar beneden gegooid. Op een dag ging de pastoor daar naar boven en riep: "Gooi mij nu eens naar beneden!", maar er gebeurde niets. Daarna kwam er een einde aan de spokerij.
Bron
H. Van Wassenhove, Leuven, 1967
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
west-vlaams (groot-roeselare)
112
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Oekene   
Plaats van Handelen
Oekene