Hoofdtekst
De zaterdagavond in het stamkaffé bij de barbier achter de kerk met het kerkhof er rond, gesproken van spoken en dode mensen, de smid 120 kilo van niemand geen vrees, zelfs van de tapkast niet. Twee maten van hem op het kerkhof met een laag muurtje als omheining, de onderste op handen en voeten met een wit laken over hem, de andere op zijn rug gezeten met zijn armen en handen omhoog en ook bedekt met een wit laken, de van niemand bang zijnde in aantocht al vloekende en godlasterend, eensklaps de lakens komen boven het muurtje en met een grafstem: laat de dode in vrede rusten, de vrouw van de smid de zondagvoormiddag niet aan de tapkast maar aan de waskuip om zijn linnen en broek rein te krijgen.
Beschrijving
Op een zaterdagavond werd er in een café in de buurt van het kerkhof gesproken over dode mensen en spoken. De smid was een struise man die nergens bang voor was. Twee vrienden van de smid trokken naar het kerkhof en gooiden een laken over zich heen. De ene ging op handen en voeten zitten en de andere kroop op diens rug. Toen de smid vloekend voorbij het kerkhof kwam, richtte het spook zich op met de woorden: "Laat de doden in vrede rusten". Op zondagochtend stond de vrouw van de smid niet aan de tapkraan, maar aan de waskuip om de broek van haar echtgenoot weer proper te krijgen.
Bron
L. D'haeze, Leuven, 1975
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
oost-vlaams (zuiden)
152F
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Welden