Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

CDEWI0143_0146_32018

Een sage (mondeling), donderdag 22 januari 1998

Hoofdtekst

9 A -En mijn vader, die zijn hier vertrokken als ze, hij 14 jaar was en toen moesten de mensen nog komen loten hier, voor soldaat te zijn hé, euh, als ge een goed lot getrokken ôt (had), moest ge geen soldaat gaan zijn als ge ingetrokken waart, moest ge wel soldaat zijn. Nu dat was, mijn vader werkte van zijn 14 jaar tot zijn 18, 19 jaar in Frankrijk en hij moest komen loten, maar daar was een mens, Phil Galle, van de Pardassenhoek ginder, dat was een kammeraad van hem en die moesten vroeger komen loten, ja dat was ook volgens ..., de ene verjaarde bijvoorbeeld de achtste juli en de andere in september en ge moest in die mate zo komen loten hé en Phil moest komen loten naar Breivelde en hij ôt (had) geen geld, hij was nog niet uitbetaald van de boer en daarmee vroeg hij mijn vader - euh, mijn vader en dronk niet of en rookte niet en hij had een beetje geld volgens dan ze chance ôn (hadden) hé die mensen en die vroeg aan mijn vader of dat hij wat geld ôt (had) voor hem, voor naar België te komen, hij moest hij zijn coupon (reisbiljet) kopen en kom, een dreupel drinken in die tijd en hij kwam alhier, euh, zegt hij : “Hebt ge geen twintig frank?”. “Ah ja,” mijn vader gaf hem twintig frank, allez, mijn vader had hem twintig frank gegeven. Phil kwam ginder niet weer, ze zagen Phil niet meer, zegt mijn vader : “Ja, ‘k heb het aan mijn broek hé, ik zal die twintig frank niet meer weerhebben hé.” Maar nu intussen hij en zijn kozijn Victor Vermassen, ginder van de Pardassenhoek de die waren ginder in Maux, tegen Parijs naar de kermis gegaan, op een zondag zo, ja, naar de kermis. En lijk dat ze daar zo rondliepen, ja, hier was een paardjesmolen en daar was ‘t euh een beize (schommel), wat weette ‘k ik allemaal en er stond daar zo een waarzeggerskot. (Ah( zegt mijn vader : “Verdomme,” zegt hij, “daar ga ‘k ik een keer binnen.” “Ah,” zegt hij zijn kozijn tegen hem “maar ge zijt gij ook zot zeker,” zegt hij : “Wat hebt ge daar nu aan?” zegt hij : “aan een wat leugens?”; zegt hij mijn vader : “Ik ga een keer binnen, ‘t zal toch niet veel geld kosten.”. Mijn vader - Victor bleef buiten staan - en mijn vader ging binnen en van als hij binnenkomt zegt ze, die vrouw tegen hem : “Waarvoor komt uw kozijn ook niet mee binnen?” “Ah, dat is mijn kozijn niet!” zegt hij; “Tôt, tôt, (toch, toch)” zegt ze “dat is uw kozijn.”. ‘t Was waar en ‘t was ‘t hij zijn kozijn. “Allez,” zegt hij, “ik hoor dat ge iets weet, vertel maar.” zegt hij. “Ah,” zegt ze, “Donnez-moi votre main, geeft mij uw hand.” en mijn vader gaf zijn hand aan haar en “Ja” zegt ze, “Dat is de lijn van uw leven en ja,” zegt ze, “Kijk, gij gaat een grote reis maken en daarachter gaat ge nog een grote reis maken en daar nadien gaat ge nog een grotere reis maken.” zegt ze, “En daarachter gaat ge nog een grote reis maken.”; “Ja” zegt hij, mijn vader, “daar geloof ik niet veel van!”. Allez, maar alle keren dat ze iets gezegd ôt (had), was ‘t “cinq sous, cinq sous”, vijf sous, ik weet niet hoeveel dat dat betekende in die tijd, allez, elke keer dat ze iets gezegd ôt (had) zo hé, dat hé allez, van uw leven, cinq sous, en ge gaat een grote reis maken, cinq sous, verstaan, zo liept dat op den duur op, dat een was niet veel maar door het feit dat ze altijd zei, ge waart altijd creus (nieuwsgierig) hé. Ge gaat een grote reis maken,cinq sous, thuns (dan) gaat ge nog een grotere reis, encore cinq sous ...Ja, jong en met den anderen, dat is allemaal uitgekomen. Mijn vader is thuns (dan) komen loten naar België , ah, ze ôt (had) ook gezegd : “Ge hebt geld geleend aan een kameraad van u en ge peinst dat ge dat geld niet meer en gaat weerkrijgen, ge gaat dat geld weerkrijgen als ge naar België gaat, als ge weer naar uw land gaat, ge zult dat geld weerkrijgen op een brug.”. En mijn vader hij ôt (had) al veel courage (hoop). Nu moest mijn vader, ‘t was mijn vader zijn toer gekomen voor (om) komen te loten hé en ja, mijn vader zijn familie wonen allemaal in Sint-Lievens-Essche, allez, ..., zegt hij : “ja, ik ga ne keer naar Essche, bij nonkel Cies, hij woonde ginder op den Briel en ik ga ginder een keer naartoe. En als hij thans (dan) weerkwam van Essche, kwam hij Phil Galle tegen hier op de witte brug zie en “Gotdore Rémi, hoe is ‘t nog met u?” ...Ge peinst, “Kijk” zegt hij, “Ge hebt mij daar twintig frank geleend, ik zal u geld weergeven, ik heb twintig frank bij mij.” Maar ik vond het wel uitzonderlijk dat hij thuns (toen) twintig frank bij hem ôt (had), want in die tijd was twintig frank zogezegd, kijk als ze nu normaal gesproken, als ze 3 frank, 3,5 per dag verdienden, was dat een weekloon. Kom ja, mijn vader heeft daar zij geld weergehad. Hij heeft komen loten naar België en hij heeft er hem (zich) ingetrokken, hij heeft moeten soldaat zijn. Ja, nu als hij gedaan ôt (had) met zijn troep heeft (is) hij weer naar Frankrijk geweest gaan werken en thuns (dan) was dat zo een rage voor naar Amerika te gaan hé van hier vertrokken d’er veel mensen naar Amerika, naar de Verenigde Staten, ofwel naar Canada en hij is hij ginder, hij ôt (had) hij horen zeggen van goudmijnen en al en potverdorie, als ze van goud hoorden klappen, dat was veel beter of de hemel hé, want aan goud gingen ze rechtstreekser kunnen geraken of (dan) aan de hemel hé, allez, met den anderen hij en nen Pier, een Pier van Hillegem, die ginder bij hem werkte in Frankrijk en waar dat hij samen met mee bij den troep geweest ôt (was) in Aarlen bij de troep geweest samen ôn (waren) ze overeen gekomen : “Willen we ook een keer gaan kijken? Willen we ook een keer vragen hoe dat dat ginder is?” “Jamaar, hoe zouden we ginder kunnen geraken?” “Ah, we zullen een keer naar de haven gaan, naar de haven van Antwerpen.” En ginder een keer wat rondgetoerd aan de haven van Antwerpen. (de informant vertelt hier het lange verhaal hoe zijn vader samen met zijn vriend aanmonsterde op een schip, de “Vancouver” genaamd, en hoe hij 3 maal heen en weer voer tussen Europa en Amerika. Hij werkte al die tijd als kolenschepper op het schip. Uiteindelijk gingen hij en zijn vriend in Amerika van boord en werkten er een poosje. Daar het na een tijdje niet meer zo makkelijk ging en de immigranten door de Amerikanen beschouwd werden als inpikkers van een reeds schaars arbeidsaanbod, wilden beide mannen terug naar Europa. Wegens problemen met de vereiste papieren konden ze niet vanuit Vancouver zelf terugkeren naar Europa. De kapitein van hun oude schip kon hen enkel meenemen vanuit Alaska, waar zij vervolgens dus heentrokken. Daar aangekomen werkten zij enige tijd in de goudmijnen om het geld voor hun terugkeer te verdienen. Toen er uiteindelijk goud gevonden werd, ging de baas er op een nacht met het goud vandoor. Als illegale werknemers was er geen enkele mogelijkheid om de baas aan te klagen. De vader van onze informant keerde vervolgensmet de Vancouver terug naar Liverpool waar hij vernam dat de eerste wereldoorlog uitgebroken was. Hij had niet veel zin om te gaan vechten en keerde terug naar Canada, waar hij bij zijn zus en haar man verbleef en er ook werkte. Na de oorlog kon hij dankzij een algehele amnestie terugkeren waar hij na een poosje een boerendochter huwt en een kippenfokkerij opstart.)

Beschrijving

Een jongen die moest gaan loten voor het leger, had aan een vriend twintig frank geleend. Toen die vriend een tijdje later verdwaan, geloofde de jongen dat hij zijn geld nooit meer zou terugkrijgen. Op een zondag was de jongen op een kermis in Maux bij Parijs. De jongen ging binnen in de tent van een waarzegster, maar zijn neef bleef buiten wachten omdat die niet in waarzeggerij geloofde. "Waarom komt je neef niet mee binnen?", vroeg de waarzegster, hoewel de man niets over zijn neef had verteld. De waarzegster bekeek de handpalm van de man en voorspelde dat hij enkele grote reizen zou maken. Voor elke zin die de waarzegster had gezegd, vroeg ze geld. "Je hebt geld geleend aan een vriend en je bent bang dat je niet meer zal terugkrijgen", vervolgde de waarzegster. "Je zal het geld echter wel terugkrijgen op een brug wanneer je naar je land gaat". Een tijdje later moest de jongen in België gaan loten voor het leger. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om zijn familie in Sint-Lievens-Esse op te zoeken. Op zijn weg naar huis kwam de jongen op een witte brug de vriend tegen, aan wie hij geld had geleend. De jongen kreeg onmiddellijk zijn twintig frank terug. Toen de jongen daarna moest loten, werd hij in het leger geloot. Na zijn legerdienst ging hij weer wat in Frankrijk werken en daarna emigreerde hij naar de Verenigde Staten om er rijk te worden.

Bron

C. De Winne, Leuven, 1999

Commentaar

2.2 Tovenaars
oost-vlaams (groot-zottegem)
9A
Vader van de informant
fabulaat

Naam Locatie in Tekst

Grotenberge    Grotenberge   

Plaats van Handelen

Frankrijk    Frankrijk   

Verenigde Staten    Verenigde Staten   

Parijs    Parijs   

Maux    Maux   

Sint-Lievens-Esse    Sint-Lievens-Esse