Hoofdtekst
Beschrijving
Een man kocht aan de deur een boek dat in een vreemde taal was geschreven. De man las een uur en vijftig minuten in het boek, maar werd toen zo bang dat hij het boek weg legde. Zijn vrouw had al een klein boekje gelezen dat bij het grote boek hoorde; Daarna is de vrouw ziek geworden. Nadat ze twintig maanden in bed had gelegen, is ze gestorven. Na de dood van zijn vrouw, werd de man zelf gekweld. ’s Nachts kwamen er mannen dwars door de muur in zijn huis binnen. Het waren altijd vijf mannen die in huiden van wilde dieren waren gekleed. Ze kwamen de man halen en zeiden: “We zullen u brengen naar de plaats waar de gestrafte zielen van God zijn en die plaats zal je met je eigen ogen moeten zien”. Daarna lieten ze de man inslapen en voerden hem op een karretje met vier wielen wel duizend kilometer ver. Toen de man op zijn bestemming was, zag hij allemaal landingsbanen. De volgende dag werd hij gebracht naar de plaats waar de zielen binnenkwamen. Hij zag daar alleen de hoofden van de mensen. De man maakte drie opeenvolgende nachten hetzelfde mee. Enkele weken later vertelde hij aan zijn familie wat met hem gebeurde. De volgende nacht hoorde de man op zijn zolder een lawaai en een gerammel bij het ijzeren bedje dat daar stond. Wanneer hij ging kijken, was er niets vreemds te bespeuren. Op een dag zag de man een kerel voorbij fietsen, die zei: “Jij kent mij zeker niet? Als ik zou zeggen wie ik was, dan zou je me wel kennen”. Dat was één van die vijf mannen. De getergde man hing drie heiligdommen boven zijn bed. Het middenste heiligdom was het beste. Op een nacht sprak dat heiligdom tot hem: “Er ligt een dikke heer naast je in het bed”. De man keek en zag een dikke kerel uit zijn bed springen. Dat was één van de vijf tovenaars. De man kon door niemand worden geholpen. De onderpastoor is zijn boeken komen halen, maar die kon hem ook niet helpen.
Bron
W. Van Hoof, Leuven, 1963
Commentaar
2.3 Toverboeken
antwerps (heist-op-den-berg en omgeving)
365
1948
memoraat
Naam Locatie in Tekst
Berlaar