Hoofdtekst
Hier in dees streek zaat er auch de bende van Nolleke van Geleen. Die was hier de baas van de bokkenrijders en met die hebben de mensen veul te stellen gehad. Op ne goeie keer hadden ze dan toch ne knecht van dat Nolleke kunnen vangen en ze wouden hem auch maar dadelijk ophangen. En die knecht hebben ze toen vrijgelaten als ie de naam van de baas wou verklappen. En zo zijn ze bij Nolleke uitgekomen en die hebben ze na een gevecht - zo mein ich - kunnen vangen. En toen ze hem wouden opknopen kwam er ne pater of zo get bij en die wou hem nog bekeren. Maar dovan wou Nolleke neet weiten. 'Trek maar op', riep Nolleke, 'want ich moet nog veur de middag op de middag zijn bij ne gooie vriend.' En damet meinde hij wel den duvel.
Onderwerp
SINSAG 1320 - Andere Räubergeschichten.   
Beschrijving
Toen ze een jonge bokkerijder hadden opgepakt, kwamen ze van hem te weten dat de roversbende werd geleid door Nolleke V.G.. Wanneer Nolleke V.G. bij de galg stond, was er een pastoor die hem de kans gaf om zich te bekeren. Daarop zei Nolleke echter: "Trek me maar op, want vóór middag wordt ik verwacht bij een goede vriend". Die goede vriend was de duivel.
Bron
T. Daniëls, Leuven, 1965
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (weert en omstreken)
De bendeleider van de bokkenrijders werd opgehangen: variante (Molenbeersel)
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Nolleke V.G.   
Naam Locatie in Tekst
Molenbeersel