Hoofdtekst
Beschrijving
In Laar woonde een ongehuwde moeder met twee kinderen. Op zekere dag stierf bij die vrouw een kindje. De zus van die moeder was een verdachte vrouw die volgens de mensen over bijzondere krachten beschikte. De zus sprak tot de moeder: "Maar ik zeg je dat hij niet dood is!" Daarop antwoordde de moeder: "Jawel, de pastoor en de dokter zijn allebei hier geweest en zij weten het toch het beste". De zus reageerde: "Je zal wel zien. Waarmee moet ik hem eten geven?" Daarop antwoordde het kind: "Met een lepeltje, moeke". De jongen leefde weer.
Bron
A. Van Looy, Leuven, 1964
Commentaar
2.1 Heksen
brabants (haspengouw)
495
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Haacht   
Plaats van Handelen
Laar