Hoofdtekst
‘k En ik oltemets hoord dat die schapers hier ol t’hope kamen nor Bikschote nor de messe. En dat wos toen de mode dat de schapers druppels droenken in d’herbergen. Zieder mosten geen bier èn. En o ze zieder ezo e heel deel druppels gedroenken an, ’t wos dor e heel klein vintje, e heel kleen schapertje. Ze woren lik te wege te gekken d’ermee. "Ja mannige", zeiten tegen dat volk, "je moet gij niet gekken dormee. ‘k Kunnen ik evenvele lik gieder." Enn’hadde zijn hoend mee, dat klintje. Zegten tegen de baas: "Haalt e keer mijn hoend uut ’t koeistol. Gieder gaat peinzen van te gekken met mijn, mor ‘k gon ik e keer gekken met julder." ’n Hoend kaam bij de baas ston en de baas haalde zijn mes uut zijn beuze enne dei het open enne smeet het tegen de zolder. En zegten tegen die andre schaper: "Oj lin wilt den hoends gat kussen, je meugt." "Pitte arrête!" riepten en dien hoend sproeng omhoge nor ’t mes, enn’hing d’ran. Ze mosten toen ollemale dien hoends gat gon kussen bij ze wilden of niet. Ze woren gedwoengen.
Onderwerp
SINSAG 0750 - Andere Zauberei.   
Beschrijving
Vroeger kwamen er veel schaapherders in Bikschote naar de mis. Na afloop van de eucharistieviering gingen de herders in een herberg een borrel drinken. Op een dag zaten enkele schaapherders in een herberg te spotten met een heel klein herdertje. Daarop sprak de kleine schaapherder tot de mannen: "Jullie moeten niet met mij spotten, want ik kan evenveel als jullie! Ik zal jullie eens een lesje leren!" De kleine schaapherder gooide zijn mes in een balk van de zoldering en zei: "Pitte arrete!" Vervolgens sprong de hond naar het mes en bleef eraan vastkleven. Daarna sprak de kleine schaapherder tot de aanwezigen: "Als je wil, dan mag je het achterste van mijn hond kussen". Of ze wilden of niet, de schaapherders werden allemaal gedwongen om het achterste van het dier te kussen.
Bron
S. Top, Leuven, 1964
Commentaar
2.2 Tovenaars
west-vlaams (vrijbos)
220G
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Bikschote   
Plaats van Handelen
Bikschote