Hoofdtekst
Daar kwam ze in een keer bij me en ze houwde mij op mijn schouder. Ik denk in mijn eigen: Marietje, ik niet nagelaten. En ik zeg: 'Nondedju hebt gij schoon haar', zei ik tegen de Cinéma. Ik denk in mijn eigen: nu hebt ge het terug zitten.- (Bij de begrafenis van een klein kind) zei Kait: 'Het is toch wel wreed hè Juuke.' En Juuke gaf haar een slag dat ze bijna boven op die zerk in de grond terechtkwam.- 'Wilt ge mij ook nog betoppen', zei hij. En de mensen keken allemaal hè. Op het kerkhof. Op het kerkhof, ja!
Beschrijving
Toen een heks een man op de schouder klopte, zei de man: "Marietje, wat heb jij toch mooi haar!", en daarbij hield hij zijn hand hoger dan die van de heks.
Tijdens de begrafenis van een kind, sprak de heks Kait tot een man: "Het is toch wel erg hè, Juuke!" Daarop gaf Juuke de heks een slag waardoor ze bijna boven op de doodskist belandde.
Tijdens de begrafenis van een kind, sprak de heks Kait tot een man: "Het is toch wel erg hè, Juuke!" Daarop gaf Juuke de heks een slag waardoor ze bijna boven op de doodskist belandde.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
2.1 Heksen
midden-limburgs
g"
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Marietje   
Juuke   
Naam Locatie in Tekst
Zutendaal