Hoofdtekst
Dat heeft mijne pa aan de hand gehad. Die, in het begin dat hij getrouwd was, - die woonde in Alken in Hulzen - en die kwam dan in Stevoort. Dat was een boomkweker, die kwam op kastelen en zo de hoven doen en van dat. Die ging dan ook zo dwars door de velden. En op een keer hoorde hij daar zeggen dat daar een manneke een verschijning gezien had. Dat was ene Philtjens, heette hij en dat was een manneke van een jaar of zeven, acht. En die beweerde dat hij daar een kind zag - daar stond zo een dikke eik op een gracht - en daar kwam dat kind. En niemand anders zag dat als hij. En dat was 's avonds, daar ging altijd al meer en meer volk heen, daar kijken al is het dat ze niks zagen. En dan weet ge hoe dat was, mijn pa die werd ook nieuwsgierig. Op een keer, op een avond: 'Ik ga ook eens kijken', zei hij. En die daar ook en die zette hem op de kant van de gracht bij die eik. Daar rechts was de vader en dan de moeder en dan dat kind. 'En ik was aan de andere kant van dat kind', zei hij. En wat gekald en wat aan het bidden. 'Maar ik zeg rechtuit', zei mijn vader, 'ik bad niet.' 'Ik moest weten waarvoor ik bad, wat dat was', zei hij. En hij zei: 'Ge ziet dat aan dat manneke als het daar is. En ik had dat manneke maar in het oog', zei hij. 'En op een keer zag ik dat dat manneke iets zag of dat dat meende iets te zien', zei hij, 'want die ogen in dat gezicht, dat vertrok en dat stond zo star op een zekere punt. Toen vroeg ik aan hem: 'Ziet ge iets?' 'Ja', zei hij, 'het kindje is daar', zei hij. 'Het staat tegenover mijn vader', zei hij. 'En heeft het die boek nog in zijn handen?' - dat manneke, dat kind had een boek gelijk een missaal in zijn handen en dat stak die op het manneke uit - 'Ja', zei hij. En effe daarna waren die ogen gedraaid. 'Nu staat het voor moeder', zei hij. En nog zo een beetje gestaan en weeral die kop herdraaid. 'Nu staat het voor mij', zei hij. 'En steekt het die boek nog op u uit?' 'Ja', zei hij. 'Ja, neemt hem aan', zei hij. 'Als ge die boek aanneemt en ge kunt me die laten zien, dan krijgt ge een horloge van me', zei hij. 'Dat was mij dat waard, hoe duur dat het ook was', zei hij. 'Ja, ik heb hem al van alles beloofd', zei de vader, als hij die boek wil aannemen, alles wat hij graag heeft dat kreeg hij, maar hij neemt dat niet aan. En dan maar aan het prullen en aan het doen, hij stak zijn hand niet uit, hij nam het niet aan. 'Hoe ver staat dat van u?' 'Ja, een halve meter', zei hij. En daarmee draaide hij hem. 'Nu staat het voor u', zei hij. 'En steekt het die boek ook op mij uit?' 'Ja', zegt hij. Vader stak zijn hand uit maar daar was niks. 'Hij trekt zijn hand terug', zei hij, 'als gij uw hand uitsteekt!' 'Wil ik er eens naar pakken', zei vader zo, 'met mijn arm.' Daar antwoordde hij niet op. 'Maar ik had hem in het oog', zei hij, 'en ik kwam zo rap achter hem.' En toen ik, (grijpbeweging) 'Hij is weg', zei hij. En dat bleef zo, 'daar was alle dagen wat te doen maar ik bad niet', zei hij. Misschien een acht dagen daarna kwam ik dan van Stevoort af tevoet en dan liep zo een smal wegske door een stuk haver. En dan pakte ik die weg en dan moest ik daar krek voor die eik doorkomen', zei hij. Niet dat ik daar bang van had of zo en het onweerde al zo. 'Uit gewoonte', zei hij, 'toen ik tegenover die eik kwam - daar was dat kortbij - en op een keer een slag. 'Komt daar een hond', zei hij, 'geen grote maar ge zaagt daar geen poten aan. Krek of hij over de grond afgeschoven kwam.' Toen hij voor zich keek was die niet te zien, 'want ik had maar effe op die eik aangekeken', zei hij.'Ja, ik had mijn stok om op te gaan en ik pak die stok en ik denk: ik ga me toch niet laten doen, ik ga hier houwen. Maar die hond draait hem om en toen lopen terug al wat hij kon. En dat is wonder dat dat gebeurde krek tegenover die eik. En daarmee hoorde ik iets in de haver daar ritselen', zei hij, 'zo bolwerken in haver.' Ik denk nu: nu gaat daar iets uitkomen. En ik zet me klaar met mijn stok om te slaan maar al was het de duivel, slaan deed ik. En dat bleef zo maar wat duren maar dat ging toch stillekens over. Ik weet niet hoelang dat geduurd heeft, toen was dat stil. Daar kwam niks uit. 'En ik had zo graag kijken geweest maar ik durfde niet', zei hij. Echt! (...) En toen hij binnenkwam toen vroeg zijn moeder zaliger: 'Zijt ge niet goed?' zei ze. 'Hebt ge iets aan de hand gehad?' En toen vertelde hij dat wat hij aan de hand gehad had. 'En dat zijn geen leugens, zuur', zei hij. Dat heb ik hem dikwijls horen vertellen. 'Dat is de zuivere waarheid', zei hij. 'Dat was echt', zei hij, 'dat was.' Maar hij dacht maar altijd dat dat zijn straf was omdat hij naar dat manneke, dat kindje gepakt had, dat het daarom een straf voor hem was.
Onderwerp
SINSAG 0477 - Begegnung mit Geistern.   
SINSAG 0311 - Weisse Frau ist eine zurückgekehrte Tote.
  
Beschrijving
Een boomkweker uit Alken ging door de velden naar Stevoort. Een jongen van zeven of acht jaar met de naam Philtjens zag bij een dikke eik in Stevoort altijd een kind verschijnen. Vele nieuwsgierigen waren al komen kijken, maar alleen Philtjens kon het spook zien. Op een avond besloot de boomkweker zelf ook eens een kijkje te nemen bij de eik. Philtjens was er ook en beweerde dat het spokende kind vóór hem stond met een boek in de handen. Daarop sprak de boomkweker: "Neem het boek aan. Als je het aan mij kan tonen, dan krijg je van mij een horloge". Philtjens wilde het boek echter niet aannemen. Even later beweerde Philtjens dat het spook met het boek voor de boomkweker stond. Hoe de boomkweker ook probeerde; hij voelde niets in zijn handen wanneer hij naar het onzichtbare boek probeerde te grijpen. Acht dagen later kwam de boomkweker tijdens een onweer voorbij de eik, toen hij plots een vreemde hond zag verschijnen. Het leek wel alsof het dier geen poten had. Toen de man naar de hond probeerde te slaan, liep het dier weg. Even later hoorde de man een geritsel in de haag, maar er verscheen niets. De man was er van overtuigd dat al deze bizarre voorvallen een straf waren voor die keer dat hij naar het boek van het spokende kind had proberen te grijpen.
Bron
W. Achten, Leuven, 1971
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
midden-limburgs
e
Vader van de informant
fabulaat
Naam Overig in Tekst
Philtjens   
Naam Locatie in Tekst
Hasselt   
Plaats van Handelen
Stevoort   
Alken