Hoofdtekst
Hierachter weunde er ‘nen éénzaat – ‘ne wreed vieze vent die altijd ruzie maakte – en hij was altijd achtervolgd van iemand, hij had altijd iemand aan zijn zijde. En hij vroege hem aan de mensen, hij heeft het ons ook nog gevraagd: "Ziet ge niemand?" En daar was niemand die iets zag.En diene persoon hield hem altijd vaste aan zijnen arme!En dien éénzaat dat was ‘nen ouderse jonkman. En als hij wilde vrijen met ’n rijke juffrouw, ewel, dene hand was daar were en belette hem van entwadde te doen. En dien hand dat was "den kwaden hand" dat ze zeggen.En iedere keer dat hij iets wilde doen dat hij geerne deed, hij koste niet, dien hand was daar iedere keer were.
Onderwerp
SINSAG 0455 - Der Geist neckt: Wagen vom Wege gestossen.
  
Beschrijving
In Avelgem woonde een man die altijd ruzie maakte met een onzichtbare verschijning die hem achtervolgde. "Zie jij niemand?", vroeg de man altijd aan voorbijgangers, maar hij was de enige die de verschijning zag. Telkens wanneer die man iets wilde ondernemen, hield die hand hem tegen. Dat was de kwade hand.
Bron
F. Van Houdenhove, Leuven, 1967
Commentaar
1.5 Plaaggeesten
west-vlaams (tussen schelde en leie)
464
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Avelgem   
Plaats van Handelen
Avelgem