JASPE0104_0105_11715 - Plaaggeest jaagt dieren schrik aan en slaat naar de mensen

’t Was hier een boer en z’n knecht sliep in ’t stal en op een nacht al de koeien waren los, z’hadden ze los gedaan en de knecht staat op en je klopt de boer op en je (hij) zegt: je moet een keer opstaan, al die koeien zijn los. Die koeien hadden pertangs (nochtans) al under outer aangebonden gehad ’s avonds en ’t waren tien koeien op stal. En die knecht zegt dat de boer sebiet (dadelijk) moet komen, dat al de beesten los zijn en ’t was hellesteke donker en die boer steekt z’n lanteer aan en je ziet niemand en ’t stond daar een paard en ’t stond op z’n achterste poten en ’t zweet stond op z’n rik (rug) van gedongenheid (angst) en de koeien liepen van ’t een naar ’t ander, ze kosten z’haast niet binden, en as ze ze gebonden hadden, de boer zegt: wat is er hier gebeurd, en die knecht en die boer doen de staldeur open en ze gaan rond ’t stal om te kijken of ze nieten zagen. En ze krijgen daar alle twee zo’n slag van een paraplu en ze zien niemand, ze lagen alle twee op ’t voorland (stoep). In den ouden tijd, ze kosten dat wè (hoor).

Een knecht die in de stal sliep, ging 's nachts de boer wakker maken omdat alle koeien losgemaakt waren. Samen met de knecht ging de boer een kijkje nemen in de stal. Het paard was helemaal bezweet en steigerde. De koeien waren zo onrustig dat men ze haast niet kon vastbinden. Toen de knecht en de boer met een lantaarn rond de stal liepen, kregen ze plots een slag en vielen op de grond.

J. Aspeslagh, Leuven, 1958

1.5 Plaaggeesten

west-vlaams (kamerlingsambacht)

67

fabulaat

Oostende    Oostende