Hoofdtekst
Jean-Pierre: En vertel eens van die brouwer die met zijn kar vastzat in de gracht.Maria: Die kar ging niet vooruit. 'Wacht menneke,' zei ze 'ik zal u helpen.' En ze duwde eens en hij was vertrokken! Maar de kinderen van de kinderen, dus eigenlijk de kleinkinderen van de heks, die worden daar hier niet voor aanzien zulle. Dat is voorbij, dat zijn mensen zoals wij allemaal. Ik weet zelfs niet of die dat allemaal wel weten.Jean- Pierre: Ik ben ooit in een winkel geweest, en Sylvain, een achterkleinkind van de heks, kwam daar ook binnen. Ik was toen een manneke van ongeveer 12 jaar. Ik stond daar in de winkel en Sylvain kwam ook binnen, en die deed zo wat raar, en Martha zei: 'Het zit er toch nog altijd in!' Dus Martha, een vrouw van 90 jaar, toen dus 60, die al die verhalen van Thiewinkel en de hekserijen gehoord had, die zag dat er dus nog altijd in.
Beschrijving
Toen de brouwer met zijn kar vastzat in de gracht, kwam een heks uit het dorp aangelopen met de woorden: "Wacht, ik zal eens helpen". Zonder enige moeite duwde de heks de kar uit de gracht.
Bron
F. Beerten, Leuven, 2003
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (groot-beringen)
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Lummen