Hoofdtekst
‘k Gon e ki vertellen van menschen die ‘k ik gekend èn. Under hennen leiden in platse van eiers keien. Ot de zeuge joengdege woaren de joengskes ol doad. On ze kèèrnden hadden ze gin beuter, juuste schuum. Koeien en pèèrden schreemden on ze juuste eten get aan. De menschen moesten van armoe van under hofstee. De boas gieng no de poaters en vroeg on ze wilden kommen lezen. De poater vroeg: "Ej peroneel”? "Ja’k, ’n knecht en en meise”. "Ewel”, zei de poater, "morgen achternoene ten drieën go’k do zien. Bluuf gie bie mien, ‘k gon lezen in de stal en je got de schuldige ontdekken”. En on z’in de pèèrdestal kwamen, stoend de knecht te zweten en gedwoengen. De poater zei: "Gif die boek die je bezit”. De boer was zodaonig kwoad, dat ie achter de grepe (greep) snakte vor hem te stekken. Mo de poater zei: "Nee, je meug da nie doen, anders zien me verloren”. De knecht èt die boeken ofgegeven.
Beschrijving
Op een boerderij in Ramskapelle legden de hennen keien in de plaats van eieren. De biggen die geboren werden, stierven allemaal onmiddellijk en de boer slaagde er niet in boter te karnen. De koeien en paarden maakten lawaai hoewel ze net eten hadden gekregen. Toen de boer bij een pater te rade ging, sprak de geestelijke: "Morgen zal ik tegen drie uur 's middags naar jou komen en dan zullen we snel weten wie van je meiden of knechten verantwoordelijk is voor het kwaad". Wanneer de boer en de pater in de paardenstal kwamen, stond de knecht daar te zweten. Hij was gedwongen om zijn toverboek aan de pater te geven. De boer was zo boos dat hij op het punt stond zijn knecht een flinke afranseling te geven, toen de pater zei: "Neen, je mag dat niet doen, want anders zijn we verloren!" Daarna heeft de knecht zijn boeken afgegeven.
Bron
C. Dewaele, Leuven, 1967
Commentaar
2.3 Toverboeken
west-vlaams (oostkust)
446
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Ramskapelle   
Plaats van Handelen
Ramskapelle