Hoofdtekst
Do was een maske hie inne gebure die verkeerde mee ne weerwolf. Ze wist da zelf nie zanne. Op ne keer zei hem "nu moet ik eens weggaan, mijne tijd is do". En jo, hij ging weg. Hij was zoewe een half uur weg en hij komt terug. Toen zoog ze as hem lachte gare tusse zijn tan’ zitte. De weerwolve da ware gemaanlijk mense en die moeste bijte. Ze bete in alles wa ze tegenkwame. Ma zij begeerde hem nemieje. Die moeste hun late drage, da kon ook zijn.
Onderwerp
SINSAG 0801 - Werwolf lässt sich tragen.   
SINSAG 0823 - Das zerbissene Tuch.   
Beschrijving
Een meisje wist niet dat haar vriend een weerwolf was. Tijdens een wandeling zei de jongen plots: "Ik moet even weggaan, want mijn tijd is gekomen". Toen de jongen een half uur later terugkwam, zag het meisje dat hij de vezels van een zakdoek tussen zijn tanden had. Weerwolven waren gemene mensen die moesten bijten in alles wat ze tegenkwamen.
Soms liet een weerwolf zich ook dragen.
Soms liet een weerwolf zich ook dragen.
Bron
M. Vankerkhoven, Leuven, 1964
Commentaar
1.6 Weerwolven
limburgs (grensgebied kempen-hageland)
645
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Kwaadmechelen