Hoofdtekst
Op 't Himmelen was de meid onder het bed gekropen toen de bokkerijers kwamen stelen. Ze keek eens, maar ene van Opoeteren kende dat vrouwmens en die had er een deken over gegooid, dat ze haar niet zouden zien. Maar toen keek ze er nog eens onder uit, want ze had ze allemaal herkend, die er bij waren. 'Nu hou er u onder in', zei hij, 'want anders moet ik u kapot steken.' En dezelfde nacht om drie uren - daar was hier in Opoeteren maar éne smid, en die was om drie uren al aan 't smeden - toen komt er ene binnen, en die stamelde zo wat 'Atteratteratter ... Pier weet ge het nieuws al, ze hebben deze nacht bij Himmelen ook gestolen.' 'Atteratteratter...'zei Pier, 'dan zijt gij er ook bij geweest, want het zwart is nog niet van uw smoel.'
Onderwerp
SINSAG 1303 - Räuber verrät sich selbst: verspricht sich, Schwarzmacher hat noch Schwarze auf seinem Gesicht.   
Beschrijving
Toen de bokkenrijders 's nachts bij de familie H. kwamen stelen, was de meid van angst onder het bed gekropen. Een bokkerijder van Opoeteren herkende de vrouw en gooide een deken over haar heen, zodat de anderen haar niet zouden zien. Toen de nieuwsgierige meid stilletjes rondgluurde, herkende ze alle bokkenrijders. De rover van Opoeteren fluisterde: "Blijf nu onder het deken zitten, want anders moet ik je doodsteken." Diezelfde nacht kwam bij de smid die om drie uur al aan het werk was, een man binnen die stamelde: "Atteratteratter... Pier, weet je het al, vannacht hebben ze bij Himmelen gestolen!" Daarop antwoordde Pier: "Dan, ben jij er zeker ook bij geweest, want ik zie nog zwarte vegen op je gezicht."
Bron
R. Celis, Leuven, 1954
Commentaar
4. Historische sagen
limburgs (bree en omstreken)
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Opoeteren   
Plaats van Handelen
Opoeteren