Hoofdtekst
As e kind ziek was - van een koi haand geraak(t) was het toen - dan moes(t) de pastoor de hand opleggen. Voor kinderkwalen 'fivelaine' (= fièvre lente), dan gingen ze ereges noa 'n vrouw in de geboeren of in een ander dorep - in Vlijteringen was zo een - en die ging dan ene piering (= pier) zoeken en dan draaide ze die rond de pols van het kind en doa dan nog e läpke rond... en as de piering verdroog(d) was, was het kind genezen.
Beschrijving
Wanneer een kind door de kwade hand was geraakt, liet men de pastoor komen voor de handoplegging. Kinderen die leden aan een kinderziekte, konden terecht bij een vrouw in Vlijteringen. Vaak zocht die vrouw dan een regenworm en bevestigde die met een doekje rond de pols van het kindje. Zodra de regenworm was verdroogd, was het kind genezen.
Bron
M. Dreezen, Leuven, 1967
Commentaar
2.1 Heksen
limburgs (tongeren en omstreken)
662
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Herderen   
Plaats van Handelen
Vlijteringen