Hoofdtekst
Het spookt bij den Doeve.Bij den Droeve, da was ne man die azuë rond de negentig jaar was en al die jonge schavuiten van achttien, twintig, vijfentwintig jaar kwamen alle avonden bij die man hem ambeteren. Die wuënde in een kliëmen (lemen) huizeke da was gemaakt, me as geraamt hout, riet daartegen en da beplekt met kliëm en da ten gewit en da was giël lieg en vanachter was da azuë een beetjen aftrek, maar d’r was een deur in da gevelken. Daar lag van eigen uëk een zolder in, maar hij kost daar vanop de grond die deur open doen in da gevelken en langs daar kost hem op zijne zolder.Nou had hem nie beter gepeisd as da ne kiër doen te tuëveren bij hem. Nou was hem kommen en vier noten gepakt, die noten schuën gekloven, d’r gaatjes in gebuërd en dat aan zijn kat heur puëten gedaan, aan ieder pootje een noteschelpe.Die kat as die gasten daar amaal zaten te gichelen en te lachen – hij hou die kat van achter in een bakske gezet – pakte hij die kat d’r uit, dat deurken open en hij zet die kat op de zolder. Zuë ga as dat die kat op de zolder kwam: “Tock! Tock! Tock! Tock! Tock!” op die zolder.En die gasten die sprongen amaal gelijk buiten, recht naar huis, zuëveel as ze luëpen kosten: “Vader, het spuëkt bij den Droeve.”
Beschrijving
Een oude man die in een klein lemen huisje woonde, werd geplaagd door enkele jonge kerels. Toen de jongeren op een dag bij het huis zaten te lachen, had de oude man notenschelpen aan de poten van zijn kat gebonden en het dier op de zolder gezet. Toen de jongeren het getik van de notenschelpen hoorden, sprongen ze snel naar buiten omdat ze geloofden dat het spookte op de zolder.
Bron
V. Van Onsem, Leuven, 1967
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
oost-vlaams (waasland en dendermonde)
144
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Appels