Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

VODA_042_02

Een sage (mondeling), maandag 31 januari 1966

Hoofdtekst

JB: Jaap Brand
GE: Graad Engels

JB: Meneer Engels, ik wou graag weten of u mij nog een belangrijk onderwerp kunt noemen van de verhalen die u verzamelt.
GE: Dat kan ik. Eh.. een leuk onderwerp eigenlijk, een leuke vorm van verhalen, dat zijn onze kabouterverhalen. Men noemt ze hier in Helden de eerdmenkes.
JB: Juist.
GE: Kabouters schijnen overal in de mythologie te leven, dat is niet in Nederland alleen, da’s overal. Men ho.. men kan daar heel veel verhaaltjes van lezen, van kobolden, enzovoorts, en kabouters.
JB: In […?] speciaal.
GE: In deze streek zijn inderdaad wel eh.. zeer frequent kabouterverhaaltjes. Eh.. dat viel eigenlijk op. De heer Voskuil viel het op, de hee.. de heer Voskuil dus van deh..
JB: Ja, ja.
GE: ..academie, dat alleen uit het zuiden kabouterverhaaltjes.. kwamen en niet uit het.. Hollandse gebied.
JB: Ja.
GE: Dat was wel frappant, vond hij. Ik zeg: “Nou, ik weet d’r wel een verklaring voor,” maar dan heb ik ze misschien echt.. misschien niet helemaal duidelijk gesteld. Ik zeg: “Kabouters die kunnen alleen leven in een land met hoge.. zandduinen.. en oude ehm.. eh.. struiken, en bomen, struiken, eikenhout, akkermaalshout, hakhout dus, met van die knotten.”
JB: Juist.
GE: “En hellingen, beboste hellingen, en holen, daar houdt die kabouter zich op.”
JB: Ze m..
GE: En ik stel me zo voor dat hij.. niet in het grasland van Holland kan..
JB: Nee.
GE: ..zich ophouden.
JB: Hij moet zich kunnen v.. hij moet zich kunnen verbergen, hij moet onzichtbaar zijn. Ja.
GE: Kijk, dat is.. Dat is eigenlijk wel de typische sfeer voor een kabouterverhaal, lijkt me zo, hè,...
JB: Ja.
E: ..dat Limburgse land met eh.. en het Brabantse land misschien ook, met zijn eh..
JB: Hmhm.
GE: ..beboste wallen en eh.. hoogteverschillen en dergelijke dingen meer. En zo leven d’r allerlei kabouterverhaaltjes. Ik kan misschien wel een.. een verhaaltje vertellen uit mijn directe buurt, waar ik dus geboren ben en getogen. D’r was een.. een eh.. klein boertje woonde daar en die heette Lormans. En van Lormans werd altijd verteld dat dat het trefpunt was voor kabouters. Die kabouters die.. huisden.. over het veld heen in de bosrand. En die plaats waar ze huisden dat noemde men de Heijespoost. Verklaring voor die naam, men zou aan heidenen kunnen denken, dat de mensen ze dus als heidenen beschouwden. Het kan. In mijn gedachte gaan we misschien wel teruggrijpen tot de steentijd, dat er bijvoorbeeld een stam gewoond heeft of een nederzetting geweest is, men weet dat niet. Maar de Heijespoost dat was dus de plaats waar de kabouters huisden in een hoge ehm.. hoe noemt men dat.. een..
JB: Een wal misschien?
GE: Hoge wal, of zoiets.
JB: Ja, ja, ja, ja, ja.
GE: Langs een ve.. perceel. En die kabouters, die leefden daar aan die droge bosrand, en wat ze daar deden, dat zagen de mensen niet. Overdag ging men niet naar een kabouter kijken, want die mocht men niet zien. Daar werd wel ooit gezegd: wanneer je een kabouter in zijn ogen kijkt, dan ga je d’r zelf aan.
JB: Oh.
GE: Eh.. maar bij Lormans, dat was dus het [lachend] ravetaliëringspunt.
JB: Hehe.
GE: De mensen die he.. die mensen die hadden dus drinkwater nodig, en voedsel, en ze kwamen bij Lormans regelmatig, iedere dag, om drinkwater en ze kwamen daar ook wel om voedsel. Ze kwamen daar ook dingen lenen, huisraad. En mijn ouders, die leven nog allebei, m’n vader die is onderhand zesentachtig geweest en m’n moeder vijfentachtig.
JB: Ho ja.
GE: Ze komen notabene, ik mag het wel even zeggen, in april volgend jaar vieren ze diamanten bruiloft. En ze zi.. ze zijn.. ze zien d’r goed uit dat ze dat halen.
JB: Ho.
GE: Eh.. die wisten dus nog uit hun jeugd, dat door dat veld, dat was misschien een halve kilometer ver, een schuin over de graanvelden, door de graanvelden bijvoorbeeld, een paadje liep, waar het graan niet groeide, waar het graan terugbleef, waar het in.. bij droogte eh.. verschroeide. En dat was het kabouterpad, daar hadden die.. die mensjes vroeger altijd gelopen, die hadden dus die grond..
JB: Vastgelopen.
GE: ..platgelopen. Vastgelopen. Eh.. daardoor groeide dat dan niet meer. Dat wisten zij nog altijd aan te wijzen, na dat huis. Lormans, dat ging dus schuin over de velden heen. Maar Lormans, dat was dus de man waar ze regelmatig ‘s nachts kwamen. Lormans die had er veel profijt van. Het was een.. een echt keuterig, oud boertje, hè, die armoede leed dat hij zwart werd. En.. maar die had.. kreeg hulp van de kabouters. De kabouters die dorsten onder andere. Als hij dus de oogst in z'n schuurtje had, dan waren het de kabouters die in de winterdag eh.. zijn oogst, rogge en haver, uitdorsten..
JB: Goh.
GE: ..gedurende de nacht. Men.. als Lormans dan met vrouw en kinderen te bed lag, hè, dan hoorde hij het kloppen van de.. vlegels op de dorsvloer. Maar.. uit eigen veiligheid en ook uit economisch oogpunt ging men niet kijken, want als je een ve..
JB: Ja.
GE: ..kabouter betrapte op het.. op het werk of hoe dan ook, dan verdween hij en kwam nooit meer terug. Dus het was niet eh.. zakelijk om daar gaan te kijken voor Lormans. ’s Morgens stond de rogge.. en de boekweit en de haver, die stond mooi geschoond in zakken op de schuurdeel. En het stro was netjes opgebonden op de schelf. Maar de.. die mensen.. die.. die.. die m.. die kaboutertjes die dorsten de hele nacht, maar die hadden t.. waren toch wal a de toe ook wal menselijke behoeften. Die.. Ze hadden oo.. Ze leden ook wel honger en dorst en daar had Lormans ook voor gezorgd. Hij.. hij had in eh.. in z’n huis, langs de schouw, had ie een klein muurkastje, zo'n nisje, met e.. met een deurtje voor. En daar stond het eten in voor de kabouters.
JB: Huh.
GE: Dat was dus misschien.. in.. in die vroegere oude boerderijtjes, van dat Saksisch type, vond je die nisjes, hè.
JB: Ja.
GE: En daar stond meestal eh.. bij die ouwe eh.. ke.. in die keuterige boerderijtjes stond daar een pot eh.. varkensgebraadvet in, daar stond een pot stroop in en daar stond.. eh.. lag een brood in, ‘ne mik, en daar lagen een potje zout en een potje suiker en oo... Suiker misschien nog niet, misschien stond de melkpot d’r nog bij, maar dat was dus het kastje voor dagelijks gebruik voor.. en de eh.. s.. eh.. de ee.. lepels en de messen en zo. Maar in dat kastje, bij Lormans, dat was voor de kabouters en daar mocht niemand in kijken. Mijn moeder die had dus een kaam.. schoolkameraadje, een dochter van Lormans, en die vertelt dat sterk, hoor, dat is eh.. zeg ze, dat.. dat weet ik zeker, dat heb ik altijd beleefd. Maar die ging dus altijd, wanneer ze naar school toe ging, naar de lagere school hier in het dorp, dan ging die altijd langs Lormans en dan namen ze Hanneke mee.
JB: Ja.
GE: En dat kastje, dat wist zij staan en Hanneke wist dat ook staan, het waren dus nog maar schoolkinderen, stel het u zo voor, dus. Maar dat kastje, daar mochten zij niet aankomen, dat was voor de kabouters, daar mocht niemand in kijken.
JB: Dus ze geloofden het echt?
GE: Ja, mijn moeder beweert dus dat dat kastje d’r inderdaad was..
JB: Ja,ja.
GE: ..en dat ze nooit in dat kastje hadden mogen kijken.

Onderwerp

SINSAG 0065 - Zwerge wollen nicht belauert werden    SINSAG 0065 - Zwerge wollen nicht belauert werden   

SINSAG 0063 - Die hilfsbereiten Zwerge arbeiten in der Nacht für die Menschen für Nahrungsmittel (Tabak, Geld)    SINSAG 0063 - Die hilfsbereiten Zwerge arbeiten in der Nacht für die Menschen für Nahrungsmittel (Tabak, Geld)   

Beschrijving

De boerderij van keuterboer Lormans was een trefpunt voor kabouters, of 'eerdmenkes'. De kabouters kwamen daar om drinkwater en voedsel te halen en om huisraad te lenen. In ruil daarvoor deden de kabouters ’s nachts werk voor de boer. Ze dorsten bijvoorbeeld rogge en haver. Je mocht niet naar de kabouters gaan kijken, want dan zouden ze je kwaad kunnen doen. En ze weggaan en nooit meer terugkomen.

Bron

Radio-uitzending Vonken onder de As (NOS)

Motief

F348.8 - Tabu: mortal for whom fairy works must not watch him at work.    F348.8 - Tabu: mortal for whom fairy works must not watch him at work.   

Commentaar

Dit verhaal staat ook in: Det dank'tich d’n duvel, Volksverhalen tussen Peel en Maas (1977), Graad Engels, p. 56-57

Naam Overig in Tekst

Meneer Engels    Meneer Engels   

Voskuil    Voskuil   

Lormans    Lormans   

Saksisch    Saksisch   

Hanneke    Hanneke   

Naam Locatie in Tekst

Helden    Helden   

het Hollandse gebied    het Hollandse gebied   

Nederland    Nederland   

Holland    Holland   

het Limburgse land    het Limburgse land   

het Brabantse Land    het Brabantse Land   

Heijespoost    Heijespoost   

Heijespoos    Heijespoos   

Plaats van Handelen

Helden    Helden