Hoofdtekst
GE: Graad Engels
JB: Jaap Brand
GE: Wat nu? Nou, maloeren, hè.
JB: Ja.
GE: En zo kan ik dus wel eens een verhaaltje d’r bij vertellen. Dus eh… een voerman die sliep dus in... voor de paardenstal ging ie dus in de schuur liggen slapen. Op de deel. De paardenstal was dus meestal hier, bij die kleine boerderijtjes, in de schuur.
JB: Ja.
E: En daar stond de hekselkist, de hakselkist, hè, de haverbak, ’t getui.. het tuig hing daar. En daar sliep die toen, hè.
JB: Ja.
GE: Ik zal ze wel eens krijgen. Hij had dus... de zeis hing daar en da’s.. daar lag het eh.. stro-mes lag daar. Hij was dus goed gewapend als d’r ‘s iets kwam. En du.. dus ik.. ik neem maar ’s een verhaal van iemand die dat dus eh.. zo zou beleefd hebben.
JB: Ja.
GE: In Kessel. Eh.. Op een zekere ogenblik hoorde hij ’s nachts iets en d.. daar werd daarvan wakker en hij keek en hij zag bovenover een balk, boven de paardenstal, een zwarte kat lopen. En hij grijpt de zeis van.. eh.. van uit de kroemwier, zeggen ze hier, dat is dus uit een.. uit een eh.. schoorbalk. En hij slaat naar die.. naar die…
JB: Kat.
GE: ..eh.. kat en hij raakt ze dus. Maar de kat verdwijnt in de paardenstal. Maar verder gaat die knecht naar z'n eigen bed, want hij durft niet naar die paardenstal toe. En ’s morgens gaat hij dus met de boer naar de paardenstal kijken en daar ligt me een spiernaakte heks in de paardenstal, zwaargewond.
JB: Jaha.
GE: Dus die kat...
JB: Bewijs was geleverd dat de kat de heks was.
GE: ‘t Bewijs was ge.. En laat me dat nou dat vrouwmens van Maashees komen. En die moet naar Maashees terug.
JB: Oh, het gaat nog verder het verhaal?
GE: Ja.
JB: Ja.
GE: En daar zitten de boer en z'n knecht ’s morgens.
JB: [lacht]
GE: En die heeft geen kleren. Ja, maar d.. eh.. dat is niet christelijk natuurlijk. Daar moet toch wat voor.. daar wordt een oude jas opgescharreld van moeder de vrouw en die krijgt ze om, kan ze omslaan.
JB: Ja.
E: En nu vraagt die heks, die vraagt: “Breng me naar huis terug.” En dat was dus al heel vroeg. Ik geloof dat dat eigenlijk d’r op volgde, op dat.. slaan.
JB: Ja, ja.
GE: Want hij gaat de boer dus halen. Het is dus nog in de nacht.
JB: Ja, ja.
GE: Die vrouw moet naar huis terug. En ze zegt dat ze van Maashees is. Ja, maar hoe? Nou, en die dwingt dus die knecht om haar met een huifkar naar Maashees te brengen. En dat is nota bene... nou, dat kan wel.. Venray eh.... dat kan wel..
JB: 15 kilometer of zo?
GE: Nee, nee, nee, veel meer.
JB: O.
GE: Dat zal wel.. 25, 30 kilometer zijn. En die knecht en die boer die overleggen, maar die zeggen: “Ja, we moeten d’r vanaf. Weg!”, hè.
JB: Ja.
GE: Hij spant de kar in. Paard in de kar. [gerinkel op de achtergrond] En onder die huif, hè, die kar voor en achter dicht, onder die huif, daar gaat dus de heks zitten. En de voerman die gaat dus ook daar bij met de leidsels. En zegt die heks: “Now maar vlug. Now maar vlug.”
“Jao, jao, jao, maar kalm,” zaet dae knecht, hè.
Eh.. “Nou, maar ich mót um half zes thoes zin,” zegt die heks.
JB: Ja.
GE: “Jao, maar det kan neet.” Det.. dat bestaat niet. En dat leek ook nergens op, hè.
“Nou, dat en moet ik thuis zijn,” zegt die heks, “want dan staat mijn man altijd ‘s morgens op, die moet op de pot. Op de… Die moet [lacht] naar de wc.”
JB: Ja. ja.
GE: “En dan mist ie me.”
JB: Oooh, die manier.
GE: En nou, die knecht die meent dat dat niet kan, maar de heks grijpt hem de leisel.. leidsels uit de handen en in vliegende vaart gaat het naar Maashees. Maar ze is om half zes in Maashees. Met paard en kar ’n paard, hè. Kiek, dat is dus het verhaal van een heks.
JB: Geweldig.
JB: Jaap Brand
GE: Wat nu? Nou, maloeren, hè.
JB: Ja.
GE: En zo kan ik dus wel eens een verhaaltje d’r bij vertellen. Dus eh… een voerman die sliep dus in... voor de paardenstal ging ie dus in de schuur liggen slapen. Op de deel. De paardenstal was dus meestal hier, bij die kleine boerderijtjes, in de schuur.
JB: Ja.
E: En daar stond de hekselkist, de hakselkist, hè, de haverbak, ’t getui.. het tuig hing daar. En daar sliep die toen, hè.
JB: Ja.
GE: Ik zal ze wel eens krijgen. Hij had dus... de zeis hing daar en da’s.. daar lag het eh.. stro-mes lag daar. Hij was dus goed gewapend als d’r ‘s iets kwam. En du.. dus ik.. ik neem maar ’s een verhaal van iemand die dat dus eh.. zo zou beleefd hebben.
JB: Ja.
GE: In Kessel. Eh.. Op een zekere ogenblik hoorde hij ’s nachts iets en d.. daar werd daarvan wakker en hij keek en hij zag bovenover een balk, boven de paardenstal, een zwarte kat lopen. En hij grijpt de zeis van.. eh.. van uit de kroemwier, zeggen ze hier, dat is dus uit een.. uit een eh.. schoorbalk. En hij slaat naar die.. naar die…
JB: Kat.
GE: ..eh.. kat en hij raakt ze dus. Maar de kat verdwijnt in de paardenstal. Maar verder gaat die knecht naar z'n eigen bed, want hij durft niet naar die paardenstal toe. En ’s morgens gaat hij dus met de boer naar de paardenstal kijken en daar ligt me een spiernaakte heks in de paardenstal, zwaargewond.
JB: Jaha.
GE: Dus die kat...
JB: Bewijs was geleverd dat de kat de heks was.
GE: ‘t Bewijs was ge.. En laat me dat nou dat vrouwmens van Maashees komen. En die moet naar Maashees terug.
JB: Oh, het gaat nog verder het verhaal?
GE: Ja.
JB: Ja.
GE: En daar zitten de boer en z'n knecht ’s morgens.
JB: [lacht]
GE: En die heeft geen kleren. Ja, maar d.. eh.. dat is niet christelijk natuurlijk. Daar moet toch wat voor.. daar wordt een oude jas opgescharreld van moeder de vrouw en die krijgt ze om, kan ze omslaan.
JB: Ja.
E: En nu vraagt die heks, die vraagt: “Breng me naar huis terug.” En dat was dus al heel vroeg. Ik geloof dat dat eigenlijk d’r op volgde, op dat.. slaan.
JB: Ja, ja.
GE: Want hij gaat de boer dus halen. Het is dus nog in de nacht.
JB: Ja, ja.
GE: Die vrouw moet naar huis terug. En ze zegt dat ze van Maashees is. Ja, maar hoe? Nou, en die dwingt dus die knecht om haar met een huifkar naar Maashees te brengen. En dat is nota bene... nou, dat kan wel.. Venray eh.... dat kan wel..
JB: 15 kilometer of zo?
GE: Nee, nee, nee, veel meer.
JB: O.
GE: Dat zal wel.. 25, 30 kilometer zijn. En die knecht en die boer die overleggen, maar die zeggen: “Ja, we moeten d’r vanaf. Weg!”, hè.
JB: Ja.
GE: Hij spant de kar in. Paard in de kar. [gerinkel op de achtergrond] En onder die huif, hè, die kar voor en achter dicht, onder die huif, daar gaat dus de heks zitten. En de voerman die gaat dus ook daar bij met de leidsels. En zegt die heks: “Now maar vlug. Now maar vlug.”
“Jao, jao, jao, maar kalm,” zaet dae knecht, hè.
Eh.. “Nou, maar ich mót um half zes thoes zin,” zegt die heks.
JB: Ja.
GE: “Jao, maar det kan neet.” Det.. dat bestaat niet. En dat leek ook nergens op, hè.
“Nou, dat en moet ik thuis zijn,” zegt die heks, “want dan staat mijn man altijd ‘s morgens op, die moet op de pot. Op de… Die moet [lacht] naar de wc.”
JB: Ja. ja.
GE: “En dan mist ie me.”
JB: Oooh, die manier.
GE: En nou, die knecht die meent dat dat niet kan, maar de heks grijpt hem de leisel.. leidsels uit de handen en in vliegende vaart gaat het naar Maashees. Maar ze is om half zes in Maashees. Met paard en kar ’n paard, hè. Kiek, dat is dus het verhaal van een heks.
JB: Geweldig.
Onderwerp
SINSAG 0640 - Hexentier verwundet: Frau zeigt am folgenden Tag Malzeichen.
  
Beschrijving
Een knecht ziet ’s nachts een zwarte kat over een balk in de paardenstal lopen. Hij slaat ernaar met de zeis, raakt het dier, maar de kat rent de schuur in. De knecht haalt de boer en als ze samen gaan kijken, dan vinden ze een gewonde, naakte vrouw in de schuur. De kat was een heks. Ze geven haar een oude jas en brengen haar met paard en wagen naar huis. De heks woont zo’n 25 à 30 km. verderop. Ze wil thuis zijn voordat haar man wakker wordt. De heks grijpt de leidsels en zorgt ervoor dat paard en wagen heel snel rijden, zodat ze op tijd thuis is.
Bron
Radio-uitzending Vonken onder de As (NOS)
Motief
G211.1.7 - Witch in form of cat.   
G265.8.3.2 - Witch bewitches wagon.   
Commentaar
Dit verhaal is ook te vinden in het boek: "Van duivels en heksen, Nederlandse volksverhalen", Hendrik Entjes en Jaap Brand, 1976, p. 17
Naam Locatie in Tekst
Maashees   
Maasheze   
Kessel   
Plaats van Handelen
Kessel