Hoofdtekst
Dirk Winsen vertelde: "Hij ister vannach weer gewes" Hij was een weerwolf. Weerwolven liepen "op-te-vier" nl. op handen en voeten. Men kon dit aan hun vingers zien, want ze hadden "zwil (= eelt) opte kneukels" (= gewrichten). Ze hadden een "vel" om, dat ze ergens vandaan haalden. Waarvandaan wist R. niet. Ze lieten een brommend geluid horen en hadden vurige ogen. Om twaalf uur moesten ze er op uit om te gaan "wèrwolve". Hun lichaam mocht dan nog wel op het bed liggen, maar de geest was er uit, die was bezig het de mensen lastig te maken, Ze liepen de late wandelaars voor de voeten, gooiden mensen met kar en paard van de dijk, maar wat een geluk was: er bleek na deze behandeling niets gebroken. Plotseling kwamen de weerwolven tegen de dijk op. Aan het Boveneind, in de buurt van "het Blauw hekke" kon men last krijgen van hun gezelschap, maar niet alleen 's avonds, als men terugkwam, doch ook wanneer men ging (dit om er opmerkzaam op te maken, dat men ze ook zag, als men nog geen sterke drank gebruikt had.
Onderwerp
SINSAG 0806 - Werwolf lässt Wagen vom Weg (Deich) herunter laufen.   
SINSAG 0333 - Spuktier erschreckt Wanderer (und begleitet ihn).   
Beschrijving
Uiterlijk en handelingen van weerwolven.
Bron
Collectie Hol, verslag 24, verhaal 19 (Archief Meertens Instituut)
Naam Overig in Tekst
Dirk Winsen   
Boveneind   
Blauw Hekke   
Plaats van Handelen
Opheusden