Hoofdtekst
¶ Het xij. capittel.
"Ic segghe u, mijn ghebueren, alsmen wit laken leit in een bedde,
680 soe rust den enghel daer op, tottertijt toe datmer op vijst of
anders doet." (Glose) Maroye Vuylgat seyde daer op: "Also saen als
dye ynghel van daer sceydt, so comter die duvel in, die dicwil
groote tempeest maect tusscen man ende wijf."
"Ic segghe u, mijn ghebueren, alsmen wit laken leit in een bedde,
680 soe rust den enghel daer op, tottertijt toe datmer op vijst of
anders doet." (Glose) Maroye Vuylgat seyde daer op: "Also saen als
dye ynghel van daer sceydt, so comter die duvel in, die dicwil
groote tempeest maect tusscen man ende wijf."
Beschrijving
Woensdag, twaalfde kapittel. Op een wit bedlaken rust een engeltje tot men er een wind laat, dan komt de duivel. Deze zorgt voor veel ellende tussen man en vrouw.
Bron
G.J.Boekenoogen (ed.): Die evangelien vanden spinrocke. 's-Gravenhage 1910 (facsimile)
Commentaar
ca. 1520
Naam Overig in Tekst
Maroye Vuylgat   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20