Hoofdtekst
Der wie in mantsje dy wie bûten op it fjild oan it wurk.
Doe kamen der trije studinten by him.
De iene sei tsjin him: "Goeije morgen, Abraham."
De twadde sei: "Goeie morgen, Izaäk."
En de trêdde sei: "Goeie morgen, Jakob."
Doe sei dat mantsje: "Ik ben geen Abraham en geen Izaäk en geen Jakob. Ik ben de zoon van Kis.
Ik ben er op uit gestuurd om drie ezels te zoeken.
En nu heb ik ze warempel alle drie voor me."
Doe kamen der trije studinten by him.
De iene sei tsjin him: "Goeije morgen, Abraham."
De twadde sei: "Goeie morgen, Izaäk."
En de trêdde sei: "Goeie morgen, Jakob."
Doe sei dat mantsje: "Ik ben geen Abraham en geen Izaäk en geen Jakob. Ik ben de zoon van Kis.
Ik ben er op uit gestuurd om drie ezels te zoeken.
En nu heb ik ze warempel alle drie voor me."
Beschrijving
Een mannetje wordt door drie studenten goedenmorgen gewenst als respectievelijk Abraham, Izaäk en Jakob. Het mannetje verklaart geen van de drie namen te dragen. Het mannetje is eropuit gestuurd om drie ezels te zoeken en hij meent dat hij ze direct te pakken heeft.
Bron
Collectie Jaarsma, verslag 1119, verhaal 19 (archief MI)
Commentaar
24 juli 1974
Naam Overig in Tekst
Abraham   
Izaâk   
Jakob   
Naam Locatie in Tekst
Kis   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:21
