Hoofdtekst
37. KATWIJKERS VERTELLEN
In de tijd van de grootouders van Cornelis Hoek, die in 1850 was geboren, zwommen er zoveel haringen voor de kust, dat de vissers hen met stokken uit de netten verjoegen. Vandaar dat er op de rug van sommige haringen nog de striemen van de stokslagen zijn te zien. Daarom ook spreekt men van geselharing. De haring geeft zelf aan hoe hij moet worden gevangen. Als men de schubben er afkrabt, dan staan de schooltjes(mazen) van het net op zijn rug. De schelvis is getekend en wel door de vinger en de duim van Petrus. Petrus moest van de Here Jezus de eerste vis vangen en de afdruk van de vingers van Petrus kan men duidelijk op de schelvis zien. Ook de schelvis geeft aan hoe hij moet worden gevangen, namelijk met een lijn, want over zijn hele lichaam loopt een streep en dat is ook het geval met de kabeljauw. In de kop van de schelvis zitten steentjes met ribbeltjes; zoveel ribbeltjes als er zitten, zoveel jaren is de schelvis oud.
Als er een kat aan boord was, mocht men haar bijnaam niet uitspreken en het woord kat mocht ook niet worden gezegd. Men sprak dan van dakhaas of langstaart. Werd dat toch gedaan, dan kon de vangst mislukken en de jongen die het woord kat uitsprak, kon rekenen op een flink pak slaag.
Eens waren er aan boord van een kotter twee katten en de vangst ging slecht. Daarom werden ze door een van de matrozen met een zwaar voorwerp om de nek overboord gegooid. Een andere keer had een jongen uit Engeland twee porseleinen katjes meegebracht om thuis op de schouw te zetten. Toen de vangst slecht ging, betaalde de schipper de jongen de prijs van de porseleinen katjes en ook die gingen overboord.
Aan boord mocht ook niet over een aap worden gesproken en niemand mocht met een rode muts op het hoofd op het schip komen. Fluiten was streng verboden, want dat lokte de storm aan. Ook durfde men het woord dertien niet uit te spreken. Als het schip werd gepaaid en men vroeg naar de vangst, dan antwoordde men in dat geval twaalf kantjes plus een.
Vroeger gebeurde het wel dat men op de achtermat een haaiestaart zette, maar het gaf altijd ongeluk als men dat deed.
Zeven vaam in zee staat nu het Huis te Britten (de Brittenburg). Tot zo ver strekte het dorp Katwijk zich uit, maar de zee won steeds meer van het land. De oude kerk, die nu aan de boulevard staat, stond vroeger midden in het dorp. Op de grond voor de redschuur (de schuur waarin de reddingsboot wordt opgeborgen) stond het huis van de grootouders van Jan Guyt. Het huis is verdwenen en op het kadaster uitgevlakt. De drie broers, de vader van Jan Guyt en diens twee broers, kregen elk tweeënzestig gulden en vijftig cent.
(Katwijk)
In de tijd van de grootouders van Cornelis Hoek, die in 1850 was geboren, zwommen er zoveel haringen voor de kust, dat de vissers hen met stokken uit de netten verjoegen. Vandaar dat er op de rug van sommige haringen nog de striemen van de stokslagen zijn te zien. Daarom ook spreekt men van geselharing. De haring geeft zelf aan hoe hij moet worden gevangen. Als men de schubben er afkrabt, dan staan de schooltjes(mazen) van het net op zijn rug. De schelvis is getekend en wel door de vinger en de duim van Petrus. Petrus moest van de Here Jezus de eerste vis vangen en de afdruk van de vingers van Petrus kan men duidelijk op de schelvis zien. Ook de schelvis geeft aan hoe hij moet worden gevangen, namelijk met een lijn, want over zijn hele lichaam loopt een streep en dat is ook het geval met de kabeljauw. In de kop van de schelvis zitten steentjes met ribbeltjes; zoveel ribbeltjes als er zitten, zoveel jaren is de schelvis oud.
Als er een kat aan boord was, mocht men haar bijnaam niet uitspreken en het woord kat mocht ook niet worden gezegd. Men sprak dan van dakhaas of langstaart. Werd dat toch gedaan, dan kon de vangst mislukken en de jongen die het woord kat uitsprak, kon rekenen op een flink pak slaag.
Eens waren er aan boord van een kotter twee katten en de vangst ging slecht. Daarom werden ze door een van de matrozen met een zwaar voorwerp om de nek overboord gegooid. Een andere keer had een jongen uit Engeland twee porseleinen katjes meegebracht om thuis op de schouw te zetten. Toen de vangst slecht ging, betaalde de schipper de jongen de prijs van de porseleinen katjes en ook die gingen overboord.
Aan boord mocht ook niet over een aap worden gesproken en niemand mocht met een rode muts op het hoofd op het schip komen. Fluiten was streng verboden, want dat lokte de storm aan. Ook durfde men het woord dertien niet uit te spreken. Als het schip werd gepaaid en men vroeg naar de vangst, dan antwoordde men in dat geval twaalf kantjes plus een.
Vroeger gebeurde het wel dat men op de achtermat een haaiestaart zette, maar het gaf altijd ongeluk als men dat deed.
Zeven vaam in zee staat nu het Huis te Britten (de Brittenburg). Tot zo ver strekte het dorp Katwijk zich uit, maar de zee won steeds meer van het land. De oude kerk, die nu aan de boulevard staat, stond vroeger midden in het dorp. Op de grond voor de redschuur (de schuur waarin de reddingsboot wordt opgeborgen) stond het huis van de grootouders van Jan Guyt. Het huis is verdwenen en op het kadaster uitgevlakt. De drie broers, de vader van Jan Guyt en diens twee broers, kregen elk tweeënzestig gulden en vijftig cent.
(Katwijk)
Onderwerp
SINUR 0119C* - Warum die Heringe Streifen auf dem Rücken tragen   
Beschrijving
Hoe haring, schelvis en kabeljauw aan hun tekening komen; volksgeloof aan boord van schepen; opslokken van land door de zee.
Bron
J.R.W. Sinninghe: Spokerijen in Rijnland, Delfland en Schieland. Sagen, legenden en volksverhalen, veelal uit de volksmond opgetekend. Zaltbommel 1977. p. 44-46
Commentaar
Warum die Heringe Streifen auf dem Rücken tragen & SINUR 0119B Warum der Schellfisch braune Flecke hat: der Griff von Petrus
Naam Overig in Tekst
Cornelis Hoek   
Petrus   
Here Jezus   
Huis te Britten   
Brittenburg   
Jan Guyt   
Naam Locatie in Tekst
Katwijk   
Engeland   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20