Hoofdtekst
Een schip was uitgevaren en maakte een lange reis. Vroeger nam de kapitein zijn vrouw mee op het schip. Dat was ook hier het geval; andere vrouwen waren er niet aan boord. Het duurde lang eer er een haven werd aangedaan en de janmaatjes moesten het dus lang buiten de meisjes stellen. Maar ook het schip moest in dien tusschentijd eens een beurt hebben en een paar jongens moesten dus het schip nazien en teren en met werk dichtstoppen. Terwijl ze zoo bezig zijn de schuit te maken onder het galjoen, kijken ze naar boven en zien het achterwerk van de vrouw van den kapitein. "Nou jong," zegt de een, "ik zou er wel eens aan willen komen; ik heb zoo lang geen meid gevoeld." Maar hij kon er niet bij. Toen kwam hij er met de teerkwast aan. Natuurlijk kwam er een klacht bij den kapitein en werd de schuldige gestraft. Maar hoe moest de reden van de straf nou geboekt worden in het strafregister? Eindelijk gaf er een de raad om te zeggen, dat ze een scheur geteerd hadden, die ze niet eerst gestopt hadden. En zo gebeurde het.
Beschrijving
Zeelui, bezig het schip te teren, zien door een spleet het naakte achterste van de vrouw van de kapitein en eentje moet er met zijn teerkwast aanzitten. Hij wordt gerapporteerd en bestaft; in het strafregister werd geschreven, dat ze een scheur hadden geteerd zonder die tevoren met werk te hebben toegestopt.
Bron
Collectie Boekenoogen (archief Meertens Instituut)
Commentaar
eind 19e eeuw
Verhaal zou "bij zeelui" verteld worden.
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:22