Hoofdtekst
Twee dominees samen uit met hunne vrouwen logeeren in een logement op dezelfde kamer. De heeren gaan 's avonds nog uit (of blijven nog zitten drinken) en komen aangeschoten op hun kamer, vergissen zich in het bed en gaan te ruste bij elkaars vrouw. 's Morgens wordt de eene dominee wakker en merkt de vergissing. Hij roept: "Mijn broeder, wat een schromelijke vergissing; maar ik kan u met de hand op mijn hart
verklaren, dat ik in alle eer en deugd naast uw echtgenoote heb gerust." "Helaas," zei de ander, "dat ik niet hetzelfde zeggen kan."
verklaren, dat ik in alle eer en deugd naast uw echtgenoote heb gerust." "Helaas," zei de ander, "dat ik niet hetzelfde zeggen kan."
Beschrijving
Twee dominees slapen bij elkaar op de kamer en vergissen zich 's nachts in hun bed en liggen bij de verkeerde vrouw. De een, zijn vergissing 's morgens bemerkend, zegt tegen de ander gerust te zijn, want hij heeft in alle eer en deugd naast diens echtgenote gerust. De ander kan dat niet zeggen.
Bron
Collectie Boekenoogen (archief Meertens Instituut)
Commentaar
eind 19e eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:22