Hoofdtekst
De onsterfelijke Mensch.
Twee of drie eeuwen geleden, wilde een Hollander, Van der Decken, bij een vreeselijken storm, de kaap omvaren. Toen het hem niet gelukken wilde, riep hij razend van woede: ,,God of de duivel, de kaap vaar ik om, al moest ik varen tot het laatste oordeel."
En zoo vaart hij nog immer.
Twee of drie eeuwen geleden, wilde een Hollander, Van der Decken, bij een vreeselijken storm, de kaap omvaren. Toen het hem niet gelukken wilde, riep hij razend van woede: ,,God of de duivel, de kaap vaar ik om, al moest ik varen tot het laatste oordeel."
En zoo vaart hij nog immer.
Onderwerp
SINSAG 0471 - Schiff segelt durch die Luft.
  
ATU 0777* - The Flying Dutchman.   
Beschrijving
Een Hollander wilde om de kaap varen tijdens een vreselijke storm. Toen het hem niet wilde lukken, riep hij: "God of de duivel, de kaap vaar ik om, al moest ik varen tot het laatste oordeel." En zo vaart hij nog altijd.
Bron
J.R.W. en M. Sinninghe: Zeeuwsch sagenboek. Zutphen 1933, p. 161
Motief
E511.1.2 - Flying Dutchman sails because of pact with Devil.   
Commentaar
Bovenstaande versie dateert van vóór 1846.
Commentaar van Theo Meder bij een uitgebreide verfilming en uitzending op tv bij Willem Wever (NRCV, najaar 2005):
6. De Vliegende Hollander (Zeeland)
De sage van de Vliegende Hollander is een verzonnen verhaal, dat eigenlijk pas eind 18e, begin 19e eeuw zijn vaste vorm heeft gekregen.
Het is een vertelling waar de christelijke boodschap er duimendik bovenop ligt en het is vooral een verhaal van zonde en doem. Kapitein Willem van der Decken wordt voorgesteld als een goddeloos, of toch tenminste weinig godvrezend persoon. Tot zijn zonden behoren in de sage over het algemeen:
• op zondag (een heilige rustdag) willen uitvaren
• op Paaszondag (een heilige feestdag) willen uitvaren - wat nog erger is
• eden zweren ("al moet ik eeuwig doorvaren") die net zo erg zijn als vloeken
• moord op de stuurman, die door de kapitein overboord wordt gegooid
• (en in sommige versies:) het aanroepen van de duivel, of zelfs het verkopen van zijn ziel aan de duivel.
Uiteindelijk wordt de kapitein dus door God gestraft voor zijn zonden, en de straf bestaat eruit dat het schip eeuwig moet ronddolen, en dat de zielen op het schip nooit rust zullen kunnen vinden. Het is een verhaal waaruit men kan leren dat men God maar beter kan gehoorzamen.
De Vliegende Hollander is in het verleden eigenlijk op twee manieren 'waargenomen':
1. Als schip dat door de lucht vliegt (waarschijnlijk zag men een wolken-formatie die op een zeilschip leek)
2. Als een spookschip op het water (waarschijnlijk zag men in werkelijkheid verlaten schepen of scheepswrakken rondvaren, of zag men luchtspiegelingen van een zeilschip. Met name Kaap de Goede Hoop stond bekend om zijn verraderlijke wateren, stormen en luchtspiegelingen). Volgens de gelovige zeelieden was een ontmoeting met de Vliegende Hollander een teken van naderend onheil en ongeluk.
Verhalen over spookschepen bestonden al wel wat langer, maar het verhaal zoals we het nu kennen kreeg in de 18e en 19e eeuw pas gestalte... in Engeland. Op zeevaartgebied zijn de Engelsen en de Hollanders eeuwenlang rivalen van elkaar geweest, en de jaloerse Engelsen hebben feitelijk het verhaal over het goddeloze Hollandse spookschip bedacht. Na enkele Engelse verhalen en boeken kwam er in 1826 een toneelstuk, geschreven door Edward Fitzball, dat hij The Flying Dutchman noemde. Dat de kapitein Willem van der Decken heette en dat hij uit Terneuzen kwam, komt echter pas voor in de roman The Phantom Ship van Frederick Marryat uit 1837. Dit toneelstuk werd in het Nederlands weer tot een verhaal omgewerkt en onder de titel Het Vliegend Schip afgedrukt in de Zeeuwse Almanak van 1846. De sage van de Vliegende Hollander is dus niet echt eeuwenoud, en het is niet uit de mondelinge maar uit de schriftelijke overlevering afkomstig.
6. De Vliegende Hollander (Zeeland)
De sage van de Vliegende Hollander is een verzonnen verhaal, dat eigenlijk pas eind 18e, begin 19e eeuw zijn vaste vorm heeft gekregen.
Het is een vertelling waar de christelijke boodschap er duimendik bovenop ligt en het is vooral een verhaal van zonde en doem. Kapitein Willem van der Decken wordt voorgesteld als een goddeloos, of toch tenminste weinig godvrezend persoon. Tot zijn zonden behoren in de sage over het algemeen:
• op zondag (een heilige rustdag) willen uitvaren
• op Paaszondag (een heilige feestdag) willen uitvaren - wat nog erger is
• eden zweren ("al moet ik eeuwig doorvaren") die net zo erg zijn als vloeken
• moord op de stuurman, die door de kapitein overboord wordt gegooid
• (en in sommige versies:) het aanroepen van de duivel, of zelfs het verkopen van zijn ziel aan de duivel.
Uiteindelijk wordt de kapitein dus door God gestraft voor zijn zonden, en de straf bestaat eruit dat het schip eeuwig moet ronddolen, en dat de zielen op het schip nooit rust zullen kunnen vinden. Het is een verhaal waaruit men kan leren dat men God maar beter kan gehoorzamen.
De Vliegende Hollander is in het verleden eigenlijk op twee manieren 'waargenomen':
1. Als schip dat door de lucht vliegt (waarschijnlijk zag men een wolken-formatie die op een zeilschip leek)
2. Als een spookschip op het water (waarschijnlijk zag men in werkelijkheid verlaten schepen of scheepswrakken rondvaren, of zag men luchtspiegelingen van een zeilschip. Met name Kaap de Goede Hoop stond bekend om zijn verraderlijke wateren, stormen en luchtspiegelingen). Volgens de gelovige zeelieden was een ontmoeting met de Vliegende Hollander een teken van naderend onheil en ongeluk.
Verhalen over spookschepen bestonden al wel wat langer, maar het verhaal zoals we het nu kennen kreeg in de 18e en 19e eeuw pas gestalte... in Engeland. Op zeevaartgebied zijn de Engelsen en de Hollanders eeuwenlang rivalen van elkaar geweest, en de jaloerse Engelsen hebben feitelijk het verhaal over het goddeloze Hollandse spookschip bedacht. Na enkele Engelse verhalen en boeken kwam er in 1826 een toneelstuk, geschreven door Edward Fitzball, dat hij The Flying Dutchman noemde. Dat de kapitein Willem van der Decken heette en dat hij uit Terneuzen kwam, komt echter pas voor in de roman The Phantom Ship van Frederick Marryat uit 1837. Dit toneelstuk werd in het Nederlands weer tot een verhaal omgewerkt en onder de titel Het Vliegend Schip afgedrukt in de Zeeuwse Almanak van 1846. De sage van de Vliegende Hollander is dus niet echt eeuwenoud, en het is niet uit de mondelinge maar uit de schriftelijke overlevering afkomstig.
Ds. Römer, in: Cadsandria 1846, 102-105
Naam Overig in Tekst
Hollander   
Van der Decken   
God   
Vliegende Hollander   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20