Hoofdtekst
Drie jongens staan achter elkaar. De voorste kijkt naar een blinde muur. Die daarachter kijkt naar de achterkant van de voorste. De achterste ziet de twee anderen van achteren.
______
Ô
Ô
Ô
Een man heeft vijf petjes: drie rode en twee blauwe. Hij zet bij de eerste jongen een petje op.
"Weet je de kleur?" vraagt de man.
"Nee," zegt de jongen.
De man zet bij de tweede jongen een petje op.
"Weet je de kleur?" vraagt de man.
"Nee," zegt de jongen.
Dan zet de man de derde jongen een petje op.
"Weet je de kleur?" vraagt de man.
"Ja," zegt de jongen.
Welke kleur heeft het petje dat de derde jongen opheeft?
Antwoord: de derde jongen kan de kleur alleen maar zeker weten, als het een rood petje is. Hij kan dat namelijk alleen afleiden uit het feit dat de andere twee jongens een blauw petje op hebben, want daar zijn er maar twee van.
(Op 22 juni 2003 verteld te Epe)
______
Ô
Ô
Ô
Een man heeft vijf petjes: drie rode en twee blauwe. Hij zet bij de eerste jongen een petje op.
"Weet je de kleur?" vraagt de man.
"Nee," zegt de jongen.
De man zet bij de tweede jongen een petje op.
"Weet je de kleur?" vraagt de man.
"Nee," zegt de jongen.
Dan zet de man de derde jongen een petje op.
"Weet je de kleur?" vraagt de man.
"Ja," zegt de jongen.
Welke kleur heeft het petje dat de derde jongen opheeft?
Antwoord: de derde jongen kan de kleur alleen maar zeker weten, als het een rood petje is. Hij kan dat namelijk alleen afleiden uit het feit dat de andere twee jongens een blauw petje op hebben, want daar zijn er maar twee van.
(Op 22 juni 2003 verteld te Epe)
Beschrijving
Raadsel over jongens met petjes waarvan ze de kleur moeten weten.
Bron
Op 22 juni 2003 verteld te Epe
Commentaar
22 juni 2003
Zie onder Beeld voor een foto.
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:21