Hoofdtekst
Op den stadhuistoren van Sluis staat een beeld, dat met een hamer medeslaat in het klokkespel. Die klokkeman wordt Jantje van Sluis genoemd. Wanneer iemand de koorts kreeg, zei men: "Jantje van Sluis heeft 'm bij den neus".
Men zegt, dat toen de Spanjolen de stad overvielen, een tamboer hen, door voortdurende roffels, in de waan bracht, dat een leger tot ontzet naderde, waarop zij overhaast weer uit de stad gevlucht zijn. Als belooning vroeg hij slechts om na zijn dood op den toren van het stadhuis te mogen prijken.
In de op perkament geschreven stadsrekening van Sluis, loopend van primo December 1423 tot ultimo November 1424 vinden we, onder de uitgaven, het volgende verantwoord:
"Jacoppe van Huusse over hem-zelven ende in den name van Anthonise de Beildescriver van haren lone; te wetene: den vorsz. Jacoppe, van dat hi heift ghesneden den houtenen man ende thout daertoe ghelevert, dewelke staet boven ant tdbeelfroit van scepenhuse, dienende ten engiene van der stede huerclocke, XIII s., IIII d., ende den vorsz. Anthonise, van dat hi denzelven man ghestoffeert en ghevaerwet heift VIII s. gr. comtbeede. Bi certifficate XXI s., IV d."
Dat de houten man toen meteen in den toren is geplaatst, blijkt uit een andere aanteekening:
"Daneele Bouchout, te vermakene t'ijser, daer de houten man boven ant tdbeelfroit mede vast es, IV s. gr."
Jantje was dus de eerste beiaardier van Vlaanderen.
De sage is aldus ontstaan.
Sinds 1604 was Sluis, de sleutel van Vlaanderen, in handen der Hollanders, en daar men van uit het stadje zoo gemakkelijk strooptochten in Vlaanderen kon doen, is het te begrijpen dat de Spanjaarden dra pogen zouden, de stad door een stoutmoedigen aanslag te herwinnen.
Louis de Comboursier, seigneur Du Terrail, die in 1605 twee mislukte aanslagen op Bergen op Zoom had ondernomen, en op 14 Maart 1606, met behulp van springbussen 1), Bredevoort had veroverd, zou in den nacht van den 12en op den 13en Juni van hetzelfde jaar Sluis heroveren.
Het plan was goed voorbereid. Twee soldaten, die eenigen tijd bij de Staatsche bezetting binnen Sluis gediend hadden, waren naar den vijand overgeloopen. Ze hadden hem bericht, dat bij het verdronken land aan den oostkant der stad zeer slecht wacht werd gehouden; dat de Oostpoort zelf in treurigen staat verkeerde, daar ze met dubbele planken aan elkaar was geklampt; en dat de wal zoo weinig glooide, dat men die gemakkelijk oploopen kon.
Du Terrail trok met 3600 tot 3700 Walen, uitgelezen krijgsvolk, door het verdronken land, en kwam, zonder ontdekt te worden, in de nabijheid van de stad. Hij zelf stelde een gedeelte van zijn mannen voor de Oostpoort op, een ander deel zou om de stad trekken en aan de zuidzijde een schijnaanval doen, om de aandacht der bezetting af te leiden. Van de ontsteltenis zou Du Terrail gebruik maken, om de Oostpoort te bemachtigen en zijn troepen op het veld tusschen Kasteel en Oostpoort in slagorde te stellen.
Zoo stonden de troepen en wachtten met ongeduld, dat het uur voor den aanval zou slaan. Maar de klok sloeg niet.
Intusschen verliep de tijd; de stilte binnen de stad maakte de Walen angstig; zij meenden niet anders, dan dat ze verraden waren. Eindelijk werd op aandringen van Du Terrail tot den aanval besloten. Drie soldaten, elk van een springlus voorzien, zwommen over, en slaagden er in de sloten van de eerste en tweede valbrug, en ook de poort te doen springen. De valbruggen vielen neer en de Walen rukten op. De sergeant van de wacht, die eenig gerucht had gehoord, en toegesneld was, werd door een springbus gedood. De overige manschappen echter sloten de deuren weer zoo goed mogelijk, en zonden een der hunnen naar het kasteel om bijstand.
De Walen, die nu voor en op de brug stonden, en nog steeds geen gerucht hoorden, werden zoo versterkt in hun overtuiging, dat er verraad in het spel was, dat zij aarzelden verder te rukken, waardoor de bezetting tijd had zich te wapenen.
Wel schoot Du Terrail toe, en verzekerde hen, dat er geen gevaar was, het mocht niet baten. De vrees had hen te pakken, en hoewel de voorsten hun speren door de half geopende poort staken, gingen ze geen stap verder.
Intusschen snelden verschillende kapiteins met hun volk toe. Kapitein Slingeshy, een Engelschman, was allen voor, slechts half gekleed, met twaalf in der haast verzamelde adelborsten en soldaten.
Bij de poort gekomen riep hij met luider stem: "Sergeant! zeg aan den luitenant, dat hij met de musketiers der drie Engelsche vendels de aanval begint. De vijand is in onze hand."
Deze woorden hadden de gewenschte uitwerking. De Walen trokken terug. Ondertusschen was de geheele bezetting in het geweer gekomen, en schoot zoo fel op de vijandelijke speerdragers, dat ze in ver-warring de vlucht namen, en elkaar op de brug verdrongen. De gouverneur van der Noot deed toen het geschut dwars over de brug lossen, op de dicht opeengepakte menigte. Vijfhonderd Walen lieten er het leven.
Jantje van Sluis heeft dien nacht de uren niet geslagen. Jantje van Sluis heeft dus de stad gered.
Het toeval wilde namelijk dat dien nacht — 't was in de kermis — de zoon van den klokhersteller dronken was en zijn neef, waarmee hij op den toren was geklommen, gevraagd had het uurwerk op te winden.
De neef, in dat werk onervaren en ook niet geheel nuchter, heeft toen de klok overwonden, waardoor ze stil bleef staan, en zich den geheelen nacht niet liet hooren.
1. Hij was pétardier of springbusmaker. Met deze springbussen liet hij de poorten der versterkte plaatsen springen.
Onderwerp
SINSAG 1235 - Der mutige Trommelschläger.   
Beschrijving
Bron
Commentaar
Naam Overig in Tekst
Jantje van Sluis   
Spanjolen   
Spanjaarden   
Jacoppe van Huusse   
Anthonise de Beildescriver   
Daneele Bouchout   
Hollanders   
Louis de Comboursier   
Du Terrail   
Staatse   
Slingeshy   
Engelsman   
van der Noot   
Oostpoort   
Naam Locatie in Tekst
Vlaanderen   
Bergen op Zoom   
Bredevoort   
Walen