Hoofdtekst
De heer Dimmer, op den sondag ywers te gast zijnde daer men wat dronck, seyde dat hij nae de kerck moest gaen. R. 'Mijnheer, wat wil j'er toch doen, t' is sulcken slechten die er preecken sal.' R. 'Daer is niet aen gelegen, geen predikant kan soo onnoosel preecken of ick leer daer noch altoos wat uyt.' Daerop stapte hij heen en vrij wat laet koomende, drong hij wat door het volck, dat hij met fatsoen niet weer daeruyt kost gaen. De predicatie, die soo slecht als lang was, gedaen zijnde, quam hij weer bij sijn volckjen die hem terstondt vraegden hoe hij het nu bevonden hadde? R. 'Dapper slecht; maer evenwel heb ick er noch een ding uyt geleerd.' R. 'Wat dan?' R. 'Dat als er weer soo slechten broeder op stoel staet, dat ick mij dan soo diep in de kerck niet sal begeven.'
Beschrijving
De heer Dimmer was ergens te gast op een zondag. Op een gegeven moment ging hij weg om naar de kerk te gaan. Een ander zei hem, dat hij beter niet kon gaan omdat de dominee slechte preken gaf. De heer Dimmer was overtuigd dat hij iets zou leren van de preek en ging toch. Hij liep ver door de mensen heen de kerk in, zodat het onfatsoenlijk zou zijn weg te gaan. Na afloop kwam hij weer terug bij de mensen die hem vroegen hoe de preek was. Dimmer gaf toe dat het erg slecht was. Hij had geleerd dat hij bij zo'n slechte preek niet weer zo ver in de kerk moest gaan zitten.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Dimmer   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20