Hoofdtekst
Ick was tot Arnsterdam gelogeert bij juffrouw Cathlijntje van Vogos. Sij eysschte mij op een sondag een ducaton te leen, alsoo sij swoer geen penning in huys te hebben. Ick gaf het haer, daermede trock sij na de kerck, met een swaermoedig psalmboeck met goudtbeslag op haer zij. Ick quam over den Dam daer ick den onderschout ... Voetknecht sag. lck seyde datter daer sooeven een beursesnijder in de Nieuwe Kerck was gegaen. Hij badt mij dat ick hem aanwijsen soude. lck ging met hem en toonde hem het voorschreven psalmboek. 'Siet daer, dat boeck houdt onse juífrouw soo kael dat se tegenwoordig niet eenen stuyver in huys en heeft.'
Beschrijving
Cathlijntje van Vogos wou eens een dukaton lenen van Van Overbeke. Hij gaf het haar, en daarna zag hij haar naar de kerk gaan met een met psalmboek met goudbeslag. Hij op de Dam de onderschout lopen en sprak hem aan. Hij vertelde dat er net een beurzensnijder [oplichter] de kerk in was gegaan. Juffrouw van Vogos was door dat psalmboek zo arm gehouden, dat ze geen stuiver meer in huis had.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Cathlijntje van Vogos   
Voetknecht   
Nieuwe Kerck   
Naam Locatie in Tekst
Amsterdam   
de Dam   
Nieuwe Kerk   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20