Hoofdtekst
Neel was besig met haer man dicht wat af te smeeren. De heer van Zuijlichem daer verbij gaende, socht haer met goede woorden ter neer te setten. R. 'Ick ophouden! lck wouw liever dat den beest de duyvel hadde. Droncke thuys te koomen en 2 dukatons verdobbelt te hebben! Jou schelm, jou dief etc.' Tif, taf. R. 'Nou Neeltje, ghij kunt het immers met geen slaen weer krijgen en wat sullen hier de buyren van seggen. 't Is waer, de fout is groot, maer ghij moet oock rekenen dat ghij de vrouw zijt, daer hij de man is en consequentelijck het hoofd van de huyse.' R. 'Wel, wat Sintfelten, kan ick dan beter doen dan, als t geld verbruyt is, mijn hoofd te sitten klouwen.'
Beschrijving
Neel was woedend op haar man omdat hij hun geld vergokt had. De heer van Zuylichem kwam tussenbeide en maande haar tot kalmte, waarop Neel zich afvroeg of ze dan maar haar hoofd moest krabben als het geld verkwist werd.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Neel   
Zuylichem [= Constantijn Huygens]   
Sintfelten   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20