Hoofdtekst
De fiscael Dirck Graswinckel vraegde yemandt daer hij mede wandelde of hij met hem wilde gaen soo een heer besoecken. R. 'Wat souw dat zijn, ick ken de man niet.' R. 'De man is wel.' R. 'Maer is het wijf geen voogdt?' R. 'Dat hoef je niet te vraegen, maer als de man voogdt is, soo zijn er evidente teeckenen die men van buyten klaerlijck sien kan.' R. 'Welcke?' R. 'Men moet maer nae de schoorsteenen sien en alle de huysen daer de man voogdt is, daer treckt de roock uyt de schoorsteenen tegen de windt op.'
Beschrijving
Dirck Graswinckel vroeg iemand om met hem mee een heer te gaan bezoeken. De andere twijfelde en vroeg of zijn vrouw niet de baas in huis was. Graswinckel antwoordde, dat er duidelijke tekenen waren die er op wezen of de man of vrouw baas in huis was. Bij alle huizen waar de man de baas is, trekt de rook uit de schoorstenen tegen de wind op.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Dirck Graswinckel   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20