Hoofdtekst
Jeremias, de klapperman, ging op nieuwjaersdag sijn pastoor besoecken, die hem seer klaegde over sijn goddeloose boeregemeente. R. ' 't Is waer, ick kan dat wel best van allen bij avondt en ontijden sien, heer pastoor.' R. 'Wat sal men doen? Ick sie daer geen raedt, noch helpen aen.' R. 'Mij dunckt dat wij in één gilde zijn, want wij schreeuwen allebey onse keel aen stucken, d'ontroerde hooren het en de geruste slaepen het deur.'
Beschrijving
Jeremias de klapperman [nachtwaker] ging op nieuwjaarsdag bij de pastoor langs. De pastoor klaagde over de goddeloosheid in zijn gemeente, en hij wist niet wat hij moest doen. Antwoord: "Wij doen eigenlijk hetzelfde werk: we schreeuwen onze keel aan stukken, de ontroerden horen het en de gerusten slapen erdoorheen."
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Locatie in Tekst
Jeremias   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20