Hoofdtekst
Als Griet hoorde dat de predicanten seyden datter uyt quaed geen goed konde komen, seyde sij: 'Sij liegen het altemael, want mijn man is een baggerman en hoe vuyl en beklat sijn broeck laest was, ick kreeg er noch wel wat goets uyt.'
Beschrijving
De predikanten zeiden dat eruit kwaad geen goed kon komen. Griet vond dat onzin. Haar man, die baggerman was, heeft altijd een vuile broek. Maar hoe vuil die ook is, ze kreeg er toch wel iets goeds uit.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Griet   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20