Hoofdtekst
Een vent die een schoone quaedruypel hadde overgegaert, wiert van sijn oom dapper overgehaelt. R. 'Wel oom, heb ick quaed gedaen, daer lij ick selfs voor en heeft dat lidt gesondigt, dat doet nu niet als nacht en dag sijn sonden beschreyen.'
Beschrijving
Een man werd berispt door zijn oom omdat hij een druiper had opgelopen. Antwoord: "Wel oom, heb ik kwaad gedaan, daar lijd ik zelf voor en heeft het lid gezondigd, dat doet nu niets dan dag en nacht zijn zonden beschreien."
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20