Hoofdtekst
Seeckere vrouw klaegde aen de heeren dat haer man niet en was als andere en versogt derhalven ontslaegen te sijn. R. 'Wat schort er dan?' R. 'Mijnheeren, hij is te kleyn voor 't gelt.' De man wiert ontboden en een groot grof stuck geproduceert hebbende, wierdt er geseyt: 'Wel vrouw, gij hebt daer seker een propertjen, meugt gij dat op, dat kan wel gaen.' R. 'Hoe mijnheer, andere seggen mij datter haer mans tafhaecken hebben van 8, 9 à 10 duym lang.' R. 'Wel , meent gij dat uwe geen 12 duym souw uytleveren?' R. 'Och, geen 4 duym.' R. 'Hoe meet gij dan?' R. 'Soo', wijsende in de lengte.
Beschrijving
Een vrouw wil van haar man scheiden omdat hij een te kleine penis heeft. In een gezelschap wordt zijn geslacht nagemeten, en het blijkt fors te zijn. De vrouw verdedigt zich: andere vrouwen beweren dat hun mannen wel 8 tot 10 duim hebben. Het gezelschap beweert dat de man wel tot 12 duim komt. De vrouw ontkent en zegt dat het hooguit 4 duim is. Het gezelschap vraagt hoe zij dan meet. Dan blijkt zij in de breedte te meten en niet in de lengte.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20