Hoofdtekst
Een pastoor had van achteren zijn broek stuk en hij zei tegen de meid: 'Zet er maar een lap op.' Die denkt: 'Een gewone lap is toch dadelijk weer versleten; ik zal er een speklap opzetten.' Ze kocht dus bij de slager een spekzwoord en lapte daarmee pastoor zijn broek. Maar ze had niet aan de gevolgen gedacht, want nu liepen alle honden hem achterna. Dat verveelde pastoor natuurlijk en hij schopte achteruit en zei: 'Ga weg, dondersche hond.' Zoo kwam hij in de kerk en bij ongeluk trapte de misdienaar op zijn schenen. Toen trapte hij weer achteruit en riep: 'Ga weg, dondersche hond!'
Beschrijving
Een pastoor moet een lap op zijn broek, en de meid denkt dat een speklap wel stevig zal zijn. Vervolgens wordt de pastoor steeds door honden nagezeten, die hij moet verjagen. In de kerk verjaagt hij per abuis ook de misdienaar met de opmerking: ga weg, donderse hond.
Bron
Collectie Boekenoogen (archief Meertens Instituut)
Commentaar
eind 19e eeuw
In de tekst staat eigenlijk: 'trappen de misdienaars', maar dit lijkt minder logisch.
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:22