Hoofdtekst
Wouter hadde sijn wijfje soo wel met stocken onderrecht, dat sij in chirurgijns handen raeckte. De slaegen deden haer wel smert, maer als sij dacht om de onkosten van 't genesen, die weerom te betaelen waeren, soo lachte sij in haer vuyst. Sij quam gesond te huys en de meester om het loon. 'Sie daer is uwen vollen eysch', seyde Wouter, 'en daer is nu noch eens sooveel daerenboven tegens dat ick u tot deselfde cure weer van noden hebbe.' Maij hoord en sagh.
Beschrijving
Wouter is zijn vrouw met stokken te lijf gegaan en hij heeft haar daarbij zo toegetakeld, dat zij bij een chirurgijn voor behandeling raakt. Als de vrouw zich bedenkt wat de kosten voor die behandeling zullen zijn, lacht zij, ondanks haar verwondingen, in haar vuistje. Zij komt hersteld weer thuis en de chirurgijn komt voor zijn loon. Wouter geeft dat zonder morren en geeft daarbij hetzelfde bedrag nog eens voor als hij de man nog eens nodig zal hebben voor dezelfde behandeling. Maij, de vrouw, staat erbij en kijkt ernaar.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Wouter   
Maij   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20