Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

BLECOURTNB0319 - 5.18. Tovenaar doet zijn knechtje winnen op de kermis

Een sage (boek), 1955

Hoofdtekst

5.18. Tovenaar doet zijn knechtje winnen op de kermis
D'r was ne koeiwachter en die mocht ook naar de kermis gaan en ie kreeg twee kwartjes van zijnen baas. Hij gooide mee ringen en hij gooide twee kwartjes en ie aai niks.
'Zijde nauw al terug?', zee zijnen baas, 'G'aai nog wel een uurke mogen blijven, jong. Waren e centen op?'
'Ja, baas', zeet ie.
'En waaraan hedde ze vermorst?'
'Ga mee mijn terug', zeet ie, 'Hier zijn weer twee kwartjes'.
En die jongen moest weer gooien en ie gooide z'er allemaal aan. Naderhand zeet die kerel, die met die kraam sting: 'Ik schei er uit'.
'Neie!' zeet dien baas, en verstond de kunst.
Die aai van die toeren.
'Nauw', zeet dien baas, 'Ge zult gooien zolang 't die twee kwartjes op zijn. En nauw gaan we de kermis af', zeet ie.
Vroeger, die 'a geestelijk willen worren, leren eerst het kwaad. Maar die was er mee uitgescheien.

Onderwerp

SINSAG 0750 - Andere Zauberei.    SINSAG 0750 - Andere Zauberei.   

Beschrijving

Nadat knecht bij het ringen gooien op de kermis niets heeft gewonnen gaat zijn baas mee. Dan is alles raak en wil de kraamhouder ophouden. De jongen moet net zo lang gooien tot zijn geld op is. De baas had geestelijke willen worden, en die leren eerst het kwaad.

Bron

Willem de Blécourt. Volksverhalen uit Noord Brabant. Utrecht [etc.]: Het Spectrum, 1980. p. 169

Motief

G224.3 - Witches get their powers from books.    G224.3 - Witches get their powers from books.   

Commentaar

1955
Motief: vgl. G224.3 Witches get their powers from books.
5
De verteller als tovenaar. Verhalen uit Ossendrecht en Woensdrecht
Verhalen verzameld door Marcel van den Berg bij zijn veldwerk voor zijn licentiaatsverhandeling in de Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Vanaf 1950 vindt er vanuit Leuven een grootscheeps onderzoek naar volksoverleveringen (sagen) plaats, tot voor kort geleid door wijlen professor K.C. Peeters, thans door professor S. Top (zie o.a. Peeters 1959, Top 1979). Van den Berg was een van de eerste studenten dIe in dit onderzoek participeerde (1955). Bij wijze van proef breidde hij zijn onderzoeksgebied, de polders ten noorden van Antwerpen, uit naar Nederlands grondgebied. Hoewel de verhaalmotieven uit Ossendrecht en Woensdrecht (evenals de rest van Noord-Brabant) niet noemenswaard afwijken van wat er ten zuiden
van de grens wordt verteld, merkt hij desalniettemin op: 'Toch menen we ondervonden te hebben dat deze dorpen (Ossendrecht en Woensdrecht, WdB) zo maar niet in ons gebied mogen geïntegreerd worden; de sfeer, het landschap en de mens is er anders en veel contact is er niet tussen de dorpen onder en boven de grens' (1960: 26). Over de wijze van noteren schrijft hij: 'Wanneer ze begonnen te vertellen haalden we diskreet een klein notaboekje boven en registreerden zo trouw mogelijk: we noteerden de hoofdwoorden, de typische volkse gezegden. Thuis gekomen typten we iedere sage onmiddellijk op een steekkaart; de herinnering was nog levendig genoeg om de hiaten aan te vullen.
Nooit hebben we protest gekregen dat we nota namen' (1960: 29). 'Alle grote verzamelaars leggen nadruk op de getrouwheid bij het optekenen. De volkskundige heeft dus niet het recht ook maar enigszins aan de volkse uitdrukking te tornen. Maar de grote moeilijkheid is, dat men meestal niet vlug genoeg kan schrijven om alles op te tekenen. Wij maakten natuurlijk gebruIk van een aantal afkortingen. Gewoonlijk lieten wij onze zegsman achteraf nog eens opnieuw vertellen om hetgeen wij opgetekend hadden aan een kontrole te onderwerpen en indien nodig, hier en daar woorden aan te vullen' (geciteerd in Heupers 1979: 13). Zie verder: Van den Berg 1965, en het door hem uit zijn licentiaatsverhandeling samengestelde deel Volksverhalen uit Antwerpen in deze serie.
Andere Zauberei

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20